Sommige
mensen die je kent via de media, denk je werkelijk te kennen. In het echt
blijken zij dan heel anders te zijn. De programma’s van Roland Vonk op Radio Rijnmond beluister
ik met regelmaat. Ik zie hem weleens in het echt. Dan wisselen we wat
gemeenplaatsen uit. Na het achter elkaar lezen van de bundeling radiopraatjes
in ‘Dat moet nog blijken’, heb ik sterk het gevoel hem nu beter te kennen.
Maar Roland Vonk zal de eerste zijn om hierover twijfel te zaaien. In hoeverre
ken je eigenlijk iemand echt?
Het stellen
van zulke vragen past bij zijn karakter. Roland Vonk mijmert graag. Alledaagse
observaties roepen vragen bij hem op. In groepsverband discussiëren is niets
voor hem. Liever zit hij alleen thuis of wandelt hij met zijn hond langs de
singel. Hij houdt ervan zich in zijn verzamelhobby te verliezen, maar weet zijn
gedrag meteen te relativeren. Hij is een twijfelaar.
In een
stukje over zijn vermeende herinneringen aan Dorus - zat ik werkelijk bij hem
op schoot? – zegt hij het helder. “Er zijn mensen die dingen gauw zeker menen
te weten en er zijn de twijfelaars. Ik behoor zelf tot de twijfelaars. En ik
ben ook geneigd om meer waarde te hechten aan de herinnering van twijfelaars
dan aan mensen die erg overtuigd zijn van hun geestelijke vermogens op dit
vlak.”
In deze
bundel verhalen is Vonk buitengewoon open. Je kunt het boek zelfs lezen als een
soort zelfonderzoek van de auteur. Meermaals vertelt hij over een testje dat
hij ooit invulde er waaruit bleek dat zijn gedrag binnen het autistisch
spectrum valt. Ook het toevallig lezen van een boek over dit onderwerp
bevestigde zijn vermoeden hierover. Maar na het lezen van zijn boek, zie ik
vooral de milde, onschuldige vorm terug. Nieuwe kleding koopt hij liever niet.
Evenmin wisselt hij graag van kleding. Een maaltijd is bedoeld om zo snel
mogelijk naar binnen te werken. Hij heeft beslist verzamelzucht en neigt ook naar
categoriseren. Hoewel mensen die bij hem over de vloer komen vaak alleen chaos
zien.
Vonk houdt,
in lijn met zijn licht autistische inslag, niet erg van veranderingen.
Opmerkelijk is dat hij wel veel naar verre oorden afreist. Al jong voelde hij
zich aangetrokken tot Brazilië. Hij heeft het land vaak bezocht en vertelt
smakelijk over de aard van de Braziliaan. Ooit trof hij er een platenzaak, waar
alles geordend naar genre en op alfabet stond. De winkel werd gerund door een
Engelsman. Dat verklaart alles. Een boottochtje op de Amazone van anderhalve dag,
liep uit tot een dagenlange reis. De passagiers zaten er niet mee. Onderweg
werd er waar mogelijk gevoetbald, gedronken en muziek gemaakt. Het is ook door de
muziek, waardoor Vonk verliefd werd op het land.
Bijzonder
zijn de langere stukken over zijn vader en zijn tijd in Indonesië. Roland Vonk
is er geboren. Zijn vader was arts in de tijd na de onafhankelijkheid. Op
voorstel van de zoon schreef hij later zijn belevenissen op. Vonk citeert er
ruim uit. De manier waarop hij over zijn vader spreekt is heel eerlijk. Hij zet
het hem niet op een voetstuk, noch bekritiseert hij hem. Hij probeert zijn
vader te doorgronden en herkent veel in hem. Zijn moeder krijgt minder aandacht in
het boek. Zij overleed op jonge leeftijd. De drie oudere zussen waren het huis
al uit. Roland woonde jaren samen met zijn vader. Hun eetpatroon kende vooral
regelmaat. Elke week op dezelfde dag, hetzelfde eten. Toen zijn vader ontdekte
dat macaroni nog sneller klaar te maken was dan aardappels, je hoefde het immers
niet te schillen, aten zij het iedere dag. Dit werd zelfs de zoon iets te
gortig, na een jaar dan.
Over zijn
belangstelling voor muziek uit de regio en zijn werk voor de radio schrijft hij
veel. Naar aanleiding van een stuk over de antropoloog en muziekverzamelaar
Alan Lomax, komt hij tot een mooi
inzicht. Nationale cultuur bestaat niet: “cultuur is in essentie een regionaal
iets.”
Leuk zijn
de zeurstukjes over alledaagse keuzes die een mens moet maken. Hoe draag je
bijvoorbeeld bretels. Vonk heeft een paar broeken gekocht die neigen naar
afzakken. De oplossing zoekt hij in bretels. Maar doe je ze over alles heen of
alleen over je onderhemd heen? En het grootste probleem speelt zich af op de
wc. Om zittend te kunnen piesen moet er van alles uit. Dan maar staand.
Ik ben zelf
een verzamelaar en herken veel van wat Roland Vonk hierover schrijft. Hij
verzamelt ook beelden. Valt zijn oog in Singapore tweemaal op nogal bijzondere
vloerbedekking, dan denkt hij als verzamelaar er direct aan om er foto’s van te
maken. “Zal ik ze gaan verzamelen?” Hij woont inmiddels in een huis van vier
verdiepingen en zegt er meteen bij dat alle ruimtes zijn gevuld.
In een stuk
over de dood van zijn vader, waarin hij terugdenkt aan hem, cello spelend,
terwijl hijzelf boven huiswerk maakte, schrijft hij. “Nog steeds hoor ik graag cello,
en dan vooral uit een belendende ruimte.” Cello is al een prachtig woord. In
combinatie met ‘belendende ruimte’ levert dit vanzelf een mooie zin op. Het hele
stuk moet u maar zelf lezen, nadat u deze bundel heeft aangeschaft.
Tijdens de
presentatie noemde Roland Vonk ‘Dat moet nog blijken’ een boekje. Dat is het
niet. Het is een boek van bijna 300 pagina’s, met ontroerende, soms zeer
persoonlijke verhalen, waar bovendien volop bij gelachen mag worden.
Waar ik tijdens
het lezen niet echt achter kwam was of er een gedachte zat achter de volgorde
van de stukken. Ze staan niet chronologisch geordend, evenmin thematisch.
Misschien is dit wel een weerspiegeling van de platenkast van de auteur.
Tot slot, op
de radio hoor ik Roland Vonk, bijvoorbeeld bij een bijzondere opname, vaak het
woord curieus gebruiken. In deze bundel ben ik dit prachtige woord niet
tegengekomen. Dat is vreemd. Ik zou zeggen, curieus.
2 opmerkingen:
Dat is wel heel fraai getypeerd.
Hulde.
Je hebt me ook een titel aan de hand gedaan voor een hopelijk volgend boekje: 'Curieus. Zonder meer.'
Ha ha!
Een uitstekende titel. Ik kijk er nu al naar uit!
Een reactie posten