Vanaf 1977
schreef Koos van Zomeren een aantal politieke thrillers. In 1983 nam hij
afscheid van dit genre. De roman Otto’s oorlog heeft wel een spannend element,
maar het verhaal draait om de psychologie van de hoofdpersoon Otto Stein. Als
kind maakte hij het bombardement op Rotterdam mee. Later werd zijn vader door
de Duitsers weggevoerd om nooit meer terug te keren. Beide gebeurtenissen
spelen door in de rest van zijn leven.
Stein is in
de jaren zeventig een rijke zakenman geworden. Hij ontmoet op vakantie Wessel,
een enthousiaste bioloog. Wessel weet hem ervan te overtuigen vogelonderzoek in
veraf gelegen gebieden te financieren. Hij gaat erop in onder de voorwaarde dat
hij zelf mee gaat. Daarnaast neemt hij zijn neefje Simon mee. Simon is
fotograaf en maakt natuurfotoreportages voor tijdschriften.
De roman
draait om de relaties tussen Stein en deze twee mannen. Het verhaal wordt
verteld vanuit het perspectief van Stein. De hoofdstukken spelen in diverse landen:
Turkije, Spanje, Mauritanië en verspringt in de tijd. Wessel is tijdens een
expeditie in Spanje ten val gekomen en is nu zwaar gehandicapt. Van Zomeren
wisselt in de tijd voor en na deze tragische gebeurtenis.
Otto voelt
zich schuldig over het ongeluk. In hoeverre heeft hij eraan bijgedragen, vraagt
hij zich af. Eenzelfde schuld voelt hij over het oppakken van zijn vader. Het
verhaal hierover vertelt hij in flarden aan zijn twee reisgezellen. Het is een
soort ritueel waar Otto zich aan vasthoudt. Waar herinnering overgaat in
fantasie is voor niemand duidelijk.
Dezelfde
schimmigheid voel je voortdurend in de gedachtestroom van Otto. Hij denkt dat
Wessel en Simon tegen hem samenspannen en hem verachten. Omdat grote delen van
het verhaal vanuit Otto’s gezichtspunt zijn geschreven, ga je als lezer hierin
mee. Wanneer Simon aan het woord is hoor je een ander verhaal. Otto grijpt
gretig de opmerking van Simon aan dat Wessel de pest aan hem had. “Waarom wil
je dat zo graag horen? Waarom wil je zo graag zeker weten dat hij een hekel aan
je had?”
De
expedities die de drie en later de twee mannen beleven beschrijft Van Zomeren
uitvoerig: de problemen met het bereiken van afgelegen gebieden, de hitte en
ontberingen en de waarnemingen van bijzondere vogels. Daar doorheen lopen
steeds de ruzieachtige gesprekken en de licht paranoïde gedachten van Otto. Hij
doet er vaak alles aan om de anderen te tarten, bijvoorbeeld door op zijn
nagels te bijten tijdens het eten. “Hij wist dat Simon daar onpasselijk van
werd. Je hoefde helemaal niet hoog te grijpen om elkaar het leven zuur te
maken.”
De
gesprekken leveren soms mooie inzichten op, bijvoorbeeld in een discussie over
de vraag of zij het beter hebben dan de lokale bevolking. “Voor mij is
vooruitgang niets anders dan een verfijning van de ellende.” Even uitzichtloos
is Otto’s oorlogstrauma. Zijn ellende gaat niet voorbij.
“Je kijkt
in de keukenkast, je ziet drie pakken suiker staan en je denkt: hoe lang zingen
we het daarmee uit als we weer een hongerwinter krijgen? Je loopt door het
centrum, je ziet dat alle hoeken en gaten weer zijn volgebouwd en je denkt:
alles is klaar voor het volgende bombardement. Je gaat naar Feijenoord, je ziet
al die mensen om je heen en je denkt: het lachen zal jullie nog wel eens
vergaan. Maar je vindt geen gehoor. Je praat tegen een muur. Je bent een
zeikerd.”
Ik ben een
groot liefhebber van het werk van Koos van Zomeren. Deze bekende roman van hem
stelde mij niet teleur. Het boek is een psychologische roman met een spannend aspect.
Van Zomeren koppelt daarbij heel goed de reisbeschrijvingen aan het
oorlogstrauma van Otto Stein. Otto’s oorlog is een complete roman.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten