Soms krijg
ik te horen dat ik zo positief schrijf over de boeken de ik uitlees. Dat klopt,
wanneer een boek mij niet bevalt lees ik het niet uit. Dan hoef ik er niet over
te schrijven. En sommige auteurs lees ik niet vanwege slechte ervaringen uit
het verleden of vanwege een vaag vooroordeel. Bij ‘Het slimme onbewuste’ had ik
op basis van de voorkant en de achterflap al een onbewust gevoel dat het geen heel
goed boek zou zijn. Toch heb ik doorgezet en het uitgelezen. Mijn onbewuste ik kreeg
gelijk.
De centrale stelling in dit boek uit 2007 is dat ons onbewuste een veel grotere rol speelt dan het bewustzijn. Dit geldt voor creatieve processen, voor het nemen van beslissingen, voor waarneming, eigenlijk voor ons hele menselijke handelen. Volgens Ap Dijksterhuis is het onbewuste allesbepalend.
Voor een
groot deel kan ik meegaan in dit idee, maar de manier waarop Dijksterhuis
schrijft roept bij mij wat wrevel op. In het eerste hoofdstuk wil hij afrekenen
met een aantal vooroordelen over het onbewuste en het bewustzijn. Vaak begint
hij zijn betoog in bewoordingen als ‘mensen denken dat’. Hij versimpelt dan de
vooroordelen en kan zo eenvoudig de onhoudbaarheid van de standpunten van zijn
tegenstanders aantonen. Dit is een bekende argumentatietruc.
Op pagina
40 haalt Dijksterhuis een gangbare definitie aan van het onbewuste: “alle
psychologische processen waarvan we ons niet bewust zijn, maar die ons gedrag
(of ons denken, of onze emoties) wel beïnvloeden.” Vreemd is dat hij in het
vervolg deze definitie niet hanteert en het onbewuste meer als een eenvormig
iets ziet. Hij versimpelt het onbewuste omwille van zijn betoog. Pas aan het
eind van zijn boek haalt hij de complexiteit van het onbewuste – een serie
processen of modules – weer even aan.
In een paragraaf
over eerste indrukken en ‘thin slices of behavior’ vertelt hij dat mensen vaak
aan een korte impressie voldoende hebben om een persoon of een situatie juist
in te schatten. Hij illustreert dit aan de hand van een aantal leuke proeven.
Jammer is dat hij niet ook de keerzijde laat zien. Uit veel ander onderzoek
blijkt namelijk dat bijvoorbeeld bij de keuze van sollicitanten de eerste
indruk vaak niet de beste is.
Daniel
Kahneman heeft hierover geschreven. Hij onderscheidt twee systemen in ons
denken. Systeem 1 is onze intuïtie, die ervoor zorgt dat we snel beslissingen
nemen. De hele dag door maken we gebruik van dit systeem om te reageren op onze
omgeving. Systeem 2 wordt gebruikt om ingewikkelde zaken op te lossen. Systeem
2 is lui (laziness is built deep into our nature) en moet geactiveerd worden.
Als systeem 1 een oplossing heeft die aannemelijk klinkt blijft 2 inactief
In de
woorden van Dijksterhuis kun je zeggen dat het onbewuste een oordeel geeft over
een situatie of persoon, maar dat voor een ingewikkelde beslissing dit niet
altijd de juiste is. Het bewustzijn (systeem 2) moet hiervoor geactiveerd
worden. Dijksterhuis brengt deze nuance echter niet aan.
Onbewust
waarnemen krijgt bij Dijksterhuis veel aandacht. Daarmee rekent hij terecht af
met allerlei onzin rond subliminale beïnvloeding. Het meest bekende voorbeeld
stamt uit 1957 toen een Amerikaanse onderzoeker beweerde dat het tijdens een
film in een flits laten zien van de tekst ‘Drink cola’ leidt tot meer
consumptie van de frisdrank. Later gaf hij zelf toe de boel geflest te hebben. Wij
worden door onbewuste waarneming beïnvloed, maar dit gebeurt in zo’n grote hoeveelheid
en het effect is van zo’n korte duur, dan het moeilijk is het lange termijn
effect van één onbewuste waarneming precies te bepalen.
Dijksterhuis
haalt in zijn boek een reeks proeven aan, waarbij geprobeerd werd te
achterhalen waarom mensen bepaalde keuzes maken. Onbewuste processen zijn
hierbij vaak richtinggevend. Dit geldt voor zowel kleine beslissingen als grote
keuzes, zoals een huis kopen. Bijzonder is dat bewust nadenken veelal niet tot
betere keuzes leidt. Afleiding en een onbewust proces het werk laten doen kan
wel helpen bij het maken van een betere keuze. Bij de voorbeelden die
Dijksterhuis aanhaalt gaat het vaak om
puzzels waarvan de uitkomst gemeten kan worden. Bij een huis kopen is het
lastiger om achteraf met zekerheid te zeggen of je een goeie keuze hebt
gemaakt. Hierbij speelt mee dat mensen geneigd zijn genomen keuzes van deze
omvang achteraf goed te praten. Dijksterhuis noemt deze nuance niet.
Een bezwaar
van mij is dat Dijksterhuis mensen in dit soort onderzoek ziet als inwisselbare
onderzoeksobjecten. Ik denk dat bij de ene mens lang nadenken niet leidt tot
betere beslissingen, maar bij een ander mens wellicht wel. Sommige mensen
kunnen misschien sowieso niet zo goed nadenken. Zou je deze mensen weglaten uit
je onderzoek, dan krijg je misschien een ander beeld.
Wanneer
Dijksterhuis creativiteit en de geniale inval behandelt schiet hij volgens mij
uit de bocht. Hij geeft wat voorbeelden van wetenschappers, waaronder Einstein
en kunstenaars, waaronder Mozart uit de film Amadeus, om te laten zien dat een
idee plotseling kan opkomen uit je onbewuste en dat bewust nadenken vaak niet
tot een dergelijk geniaal idee leidt. Hij heeft het er dan over dat bewuste
processen als lezen wel belangrijk zijn, maar de echte ontdekking komt uit het
onbewuste. Ik denk dat hij hiermee jarenlange studie, dagelijks werken in het
lab of oefenen achter de piano nogal onderschat.
Hij haalt
een voorbeeld aan van een kunstkenner die in één oogopslag zag, of eerder
voelde, dat een werk vervalst was. Hij kon het niet onder woorden brengen, maar
hij wist het. Dijksterhuis ziet dit als een onbewust proces. Ik denk dat hij
vergeet dat hier jarenlange bewuste studie aan vooraf is gegaan om dit gevoel
te ontwikkelen. Wanneer ik mijn onbewuste ik ruimte geeft komen er zeker ideeën
naar boven, maar ik zal nooit op deze manier een geniale natuurkundige
ontdekking doen of een prachtige pianosonate componeren. Dijksterhuis heeft
over de geniale inval een nogal romantisch beeld.
Los van al
deze kritiek vond ik ‘Het slimme onbewuste’ toch waardevol om te lezen. Het zet
je in ieder geval aan het denken. Mooi is het hoofdstuk over imitatiegedrag
tussen mensen. Mensen die elkaar (onbewust) imiteren vinden elkaar aardiger. En
“we imiteren mensen ook meer naarmate we ze aardiger vinden”. Hij legt hier een
link met mensen met autisme, die meer in zichzelf gekeerd zijn, minder imiteren
en daarom minder gevoel naar andere mensen ontwikkelen. Wat oorzaak en gevolg
is laat ik even in het midden.
Het
hoofdstuk over Benjamin Libet is cruciaal in het betoog van Dijksterhuis. Libet
onderzocht door middel van het meten van de elektrische activiteit van neuronen
met een EEG hoe snel mensen onbewust reageren in vergelijking met het nemen van
een bewuste beslissing en het uitvoeren van een handeling. De uitkomst was zeer
verrassend. De proefpersonen dachten een bewuste keuze gemaakt te hebben, maar
in hun brein was te zien dat onbewust het besluit al genomen was. Dit onderzoek
is vaak herhaald, met dezelfde uitkomst. Het heeft de deur opengezet naar
allerlei filosofische vragen over het wel of niet bestaan van een vrije wil.
Het is boeiende materie, waar Dijksterhuis kort op in gaat.
In het
laatste hoofdstuk herhaalt Dijksterhuis de eerder getrokken conclusie dat
bewuste processen nauwelijks een rol spelen in ons gedrag. Al met al vind ik
dit wat te simpel. Het onderwerp is echter bijzonder interessant. Kritisch
lezen van ‘Het slimme onbewuste’ is daarom wel een aardige inleiding op het
onderwerp.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten