dinsdag 9 februari 2021

Ik mag niet klagen


Ik mag niet klagen is een speciale uitgave, een bundeling korte verhalen die werd uitgebracht ter gelegenheid van Bookstore Day op 12 september 2020. De dag is een beetje aan mij voorbij gegaan, net als deze bundel. Bijzonder is dat de twintig verhalen geschreven zijn door de twintig winnaars van de schrijfwedstrijd Write Now! Deze wedstrijd bracht en brengt veel jong talent voort. Er zitten schrijvers bij die ondertussen hun sporen hebben verdiend in de letteren, waaronder Lize Spit, Jaap Robben en Maartje Wortel. De bundel geeft daarmee een aardige blik op het korte verhaal binnen de moderne Nederlandse literatuur.

Wat opvalt is dat iedereen dus een kort verhaal heeft geschreven. Er zijn auteurs die uitsluitend romans schrijven, of alleen poëzie. Een kort verhaal schrijven is een vak apart. Meteen moet ik erbij zeggen dat zeker twee schrijvers gewoon een stukje van de roman waar zij mee bezig waren hebben ingeleverd. Dat zijn Raoul de Jong en Ernest van der Kwast. Volgens Jamal Ouariachi is dit een doodzonde en een van de redenen dat het Nederlandse korte verhaal zo laag in aanzien staat. Of anderen dezelfde zonde hebben begaan weet ik niet, want in de bundel staat geen uitleg over de oorsprong van de verhalen. Je weet niet welke verhalen speciaal voor deze uitgave zijn geschreven en welke al eerder gepubliceerd zijn.

 

Dan de inhoud. Ik las de bundel achter elkaar. Misschien was dat niet verstandig, maar je ziet wel een patroon. Veel verhalen draaien om een verloren liefde, overspel of een relatie in verval. Ook jeugdtrauma’s of minder zwaar, beslissende gebeurtenissen uit de jeugd van de hoofdpersoon, komen vaak voorbij. Het verhaal van Marijn Sikken Atlantikwall speelt op een camping aan de Noordzeekust die op het punt staat gesloopt te worden. Jos is er opgegroeid, zijn ouders werkten er en hij is in hun voetsporen getreden. Als tiener beleefde hij er ooit een romantische nacht met een Duits meisje dat op vakantie was op de camping. Later trouwde hij met het meisje achter de kassa. Zijn leven stelde niet veel voor. Zijn vrouw is dood en hij verlangt nog steeds terug naar zijn vakantieliefde. Het verhaal heeft een mooie balans. Er zit humor en nostalgie in. Het heeft niet teveel personages en de handelingen zijn eenvoudig. Bovendien trapt zij niet in de val zo’n toch breekbaar verhaal dramatisch of met een verrassende ontknoping te laten eindigen.

 

Het eerste verhaal in de bundel is van Naomi Rebekka Boekwijt. Het is getiteld Storm en is een van de betere verhalen. Een begeleider in een jeugdpsychiatrische instelling ontfermt zich over een patiënte. In zes pagina’s leer je beiden kennen en creëert Boekwijt een sfeer van uitzichtloosheid van deze situatie. Het kind zit klem tussen ouders die geen moeite doen haar te begrijpen. Aan het eind van de zes pagina’s zou je hetzelfde willen doen wat de begeleidster doet en wat eigenlijk tegen de reglementen is. 

 

Storm is een voorbeeld van een verhaal waar iedere zin juist is. Vooral het doseren van spanning is sterk, net als het precies op tijd geven van informatie aan de lezer. Er zijn nogal wat korte verhalen geschreven vanuit de gedachte – je leert het ook op een schrijverscursus – dat je de lezer niet meteen alles moet vertellen. Op de eerste pagina laat je de lezer in het ongewisse over een aantal essentiële zaken: waar speelt het verhaal zich af, hoe zijn de verhoudingen tussen de personages en wat is er voor dramatisch aan de hand? Dit is een goed uitgangspunt, maar ook in deze bundel slaan sommigen hierin door en begrijp je pas halverwege waar het verhaal over gaat. Dit goed doseren is altijd erg  lastig.

 

Tragikomisch is het verhaal Postbode van Martijn Simons. Het begin is erg sterk. “Van binnen was ik schrijver maar van buiten was ik een en al postbode. In ieder geval die tien lange dagen in het voorjaar van 2013.” Je weet wat voor iemand de hoofdpersoon is en je weet wanneer het verhaal zich afspeelt. Binnen deze kaders schets hij zijn personage als mislukt schrijver. Zijn vriendin is bij hem weg. Hij wordt postbode. Het huis van zijn vriendin ligt in zijn wijk. Jammer is dat Simons aan het slot, waar hij heel goed naartoe werkt, vervalt tot onderbroekenlol.

 

De bundel bevat meer mooie verhalen. Ik noem nog Tweeduizend eieren van Lize Spit over een verlegen dikke vrouw bij een masseur en het titelloze verhaal van Rebekka de Wit dat zich in de paskamers van een kledingwinkel afspeelt. Misschien heb ik wel een voorkeur voor verhalen die in één of in een beperkte ruimte spelen. Opvallend is dat absurdisme geheel ontbreekt bij deze generatie schrijvers. Bijna nergens worden zaken grotesk of bizar. Bovennatuurlijke of onmogelijke toestanden kom je ook bijna niet tegen. Een uitzondering hierop is een verhaal dat ik als laatste noem: Niet te lang kijkenvan Michiel Cox. Het zijn de overpeinzingen van een vrouw die oud en eenzaam is gestorven en wacht tot iemand haar dode lichaam ontdekt.

 

Al met al is het opvallend dat vrijwel alle talenten uit deze bundel na het winnen van de schrijfwedstrijd Write Now! actief zijn gebleven met schrijven. Hadden de jury’s  steeds een vooruitziende blik of betekent het winnen van de prijs zo’n stimulans dat stoppen niet meer aan de orde is? Waarschijnlijk een combinatie van deze twee. In ieder geval geeft het het belang aan van deze unieke prijs.

Geen opmerkingen: