Na Stoner en
Butcher’s Crossing is dit de derde roman van John Williams die is vertaald in
het Nederlands, wederom door Edzard Krol. De auteur is al twee decennia dood en
heeft zijn herontdekking die begon in Amerika met een aantal lovende recensies
bij de heruitgave van Stoner, niet meegemaakt.
Augustus is
Williams’ laatste van zijn vier romans. Het boek kwam uit in 1972 en hij
ontving er een jaar later de National Book Award
voor. In het boek wordt het leven geschetst van keizer Augustus. Williams doet
dit aan de hand van brieven, dagboekfragmenten en andere ‘bronnen’. Deze zijn
fictief, maar het leven van Augustus klopt historisch. De vrienden, vijanden en
familieleden die in het boek optreden hebben bestaan.
Ik moest
even wennen aan de stijl van het boek. Er komen veel namen voorbij, de
documenten staan niet altijd in chronologische volgorde en het perspectief
wisselt nogal eens. Na de eerste vijftig pagina’s kom je in het boek en krijgt
het beeld van Augustus steeds meer vorm.
Het boek
bestaat uit drie delen. In het eerste deel is Julius Caesar gedood. Hij was de
oom van Octavius, zoals Augustus toen nog heette, en had hem aangewezen als
opvolger. Je leest aan de hand van de documenten de opkomst van Augustus. Hij
is jong en moet hevige strijd leveren om zijn positie. Velen willen een deel
van de macht grijpen. Zijn leven staat bol van de onderhandelingen en intriges.
Julius
Caesar gaf hem voor zijn dood adviezen. “Ik heb de wereld veroverd, en nergens
is hij veilig” “Ik minacht degenen die ik kan vertrouwen en hou het meest van
degenen die me als eerste zouden verraden. Ik weet niet waarheen we gaan, ook
al leid ik een land naar zijn bestemming.” “We zullen over het land marcheren,
van het land leven, en doden wie we moeten doden. Dat is het enige leven voor
een man. En de dingen zullen gaan zoals ze zullen gaan.”
Augustus
zegt in navolging hiervan en naar aanleiding van een gesprek over wie zijn
vijanden zijn en wat er moet gebeuren met de moordenaars van zijn oom. “We
weten niet waaruit die macht bestaat, we weten niet wie zich tegen ons zullen
verzetten, dat kunnen we niet weten. We weten niet eens wie hem hebben
vermoord. De macht zal worden wat wij ervan maken.”
In het
tweede deel is de keizer volwassen. Zijn macht is bevestigd, de tegenstanders
zijn verslagen. Hij is een godheid. In dit deel zien we hem veel vaker vanuit
het perspectief van zijn dochter. Vanwege een echte of vermeende samenzwering
koos hij ervoor haar te verbannen, als alternatief voor de doodstraf.
Je leest
hier al de twijfel bij Augustus. Hij heeft zijn doelen bereikt, maar heeft hij
het goed gedaan? En hoe kan hij zich staande houden, tussen de wolven om hem
heen die hem continu bedreigen.
De zeden
verwilderen in Rome. Hij kondigt wetten af om dit te beteugelen, maar weet
eigenlijk al dat het zinloos is. “Want geen enkele wet is geschikt om er de
geest mee aan banden te leggen of een verlangen naar zedelijkheid mee te
vervullen. Die taak is weggelegd voor de dichter of de filosoof, die kan
overtuigen omdat hij geen macht heeft.”
Boeiend is
om te lezen hoe anders dan nu deze zeden waren ten tijden van Augustus. Ik ga
er vanuit dat dit historisch klopt. Ten eerste is een mensenleven weinig waard.
En slaven en vrouwen hebben nauwelijks rechten. Huwelijken worden tot op het
hoogste niveau gearrangeerd om trouw af te dwingen en coalities te sluiten.
Tamelijk wreed
is dat bij onthoofdingen, die veelvuldig voorkomen, het hoofd wordt meegenomen
als trofee of als bewijs. Openbaar tentoonstellen van een hoofd lijkt ook heel
gewoon.
Tijdens het
oorlog voeren kent men geen genade. De vijand moet dood. Over een veroverde stad lezen we in een militair bevel
dat deze wordt opengesteld om zich te verrijken. Met de bevolking wordt geen
rekening gehouden.
In een brief
van Maecenas aan Titus Livius meent hij de geur van een moralist te bespeuren.
Hij noemt dit het meest nutteloze en verachtelijke wezen dat er bestaat. Hi
verzoekt hem dringend geen moralist te worden. Dit geeft wel aardig de Romeinse
ethiek in de hoogste kringen weer.
In het laatste,
korte deel zien we een meer berustende Augustus. Hij is bijna 50 jaar aan de
macht geweest. De bitterheid is verdwenen. Hij is een oude man en schrijft een
paar dagen voor zijn dood een brief aan een kennis, vrienden heeft hij niet
meer.
Hij denkt
terug aan zijn persoonlijke leven en mijmert over de liefde. De sensuele liefde
is vluchtig, ook andere vormen van liefde verdwijnen: ”geliefden worden oud of
trekken verder; het vlees verzwakt; vrienden sterven; en kinderen
verwezenlijken, en dus verraden, de potentie die wij eerst in hen zagen.” Wat
rest is een ander soort liefde. “Het is de liefde van de geleerde voor zijn
tekst, de filosoof voor zijn idee, de dichter voor zijn woord.”
Williams
heeft met het verhaal van Augustus een originele en prachtige roman geschreven.
Het onderwerp is weer anders dan in zijn andere twee vertaalde boeken. In
Stoner draait het om een boerenzoon die een het brengt tot literatuurdocent op een
universiteit. Butcher’s Crossing speelt zich af in het Wilde Westen. Will
Andrews gaat mee op een fanatieke en langdurige bizonjacht. De jacht brengt
geen geldelijk gewin en de vraag is of na alle ontberingen het hem iets heeft
opgeleverd.
Drie boeken
die zich afspelen in drie totaal verschillende culturen. Het najagen van een
ideaal is de rode draad. Uiteindelijk wordt dit ideaal niet bereik; beter
gezegd, de relativiteit ervan wordt ingezien, dit doet het ideaal
verschrompelen.
Daarbij
speelt de strijd om de macht in alle drie de boeken een rol. Bij Augustus
natuurlijk in het groot, bij Stoner en tijdens de bizonjacht in het klein. Maar
bij alle drie is de persoonlijke machtsstrijd cruciaal. En ik herhaal een
belangrijk citaat: “De macht zal worden wat wij ervan maken.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten