Vrijdag 15
april werd in een propvol Van Gennep Sleutelaar worden gepresenteerd. Het schitterend
uitgegeven boek bevat teksten van en over de tachtigjarige Hans Sleutelaar. Hij
schrijft over mensen waarmee hij werkte: Armando, Jan Cremer, Vaandrager.
Anderen portretteren hem: Martin Bril, Johnny van Doorn, Sanneke van Hassel,
Wim Brands.
Hans
Sleutelaar is dichter, maar schrijft weinig: een enkele bundel en dan jaren
niets. Dat vindt hij geen zwakte. Het gaat om het rendement. Hij stimuleerde
anderen, zoals Johnny van Doorn. Sleutelaar was de strenge redacteur van ‘De
geest moet waaien’. Hij gaf het proza van Van Doorn vorm. De stijl was
afwijkend van de poëzie van de Selfkicker, strakker en korter: “alles wat niet
strikt noodzakelijk was, moest eruit.”
Ook ging
Sleutelaar intensief om met Jan Cremer, ten tijde van het ontstaan van zijn
onverbiddelijke bestseller ‘Ik Jan
Cremer’. In 1959 ontmoette zij elkaar. Jan was negentien, Sleutelaar vijf jaar
ouder. “Voor het aaneenrijgen van volzinnen scheen hem het geduld te ontbreken.
Hij stootte nu en dan kortaangebonden keelklanken uit.”
Een paar
jaar later kwam hij aanzetten met een paar verhalen. Vaandrager en Sleutelaar
prezen hem. ”Wat een scherpte, wat een vaart, wat een kracht!” Sleutelaar
woonde regelmatig onder één dak met hem, bijvoorbeeld in het Chelsea Hotel.
Hier hielp hij Jan Cremer om het vervolg op zijn bestseller uit de pen te
krijgen.
Hans
Sleutelaar groeide op in Rotterdam. In ‘Sleutelaar worden’ besteedt hij twee
pagina’s aan zijn jeugd in ‘hoe ik de poëzie ontdekte”. Hij beschrijft niet
zijn ouders, wijdt niet uit over school en jeugdvriendjes, maar benoemd de
tussenkamer waarin hij sliep. Hij had een koortsdroom, hij zag de wereld in een
ander licht. Hij wist dat hij dichter was, wachtend op een ingeving. Zijn
gedichten zijn schaars, “de momenten dat we echt leven zijn schaars.”
Sleutelaar
ontmoette Vaandrager, Armando en Verhagen. Zij voelden zich met elkaar
verbonden. ‘Gard Sivik’ was eind jaren vijftig hun podium. De kunst was nieuw,
de poëzie was nieuw: radicaal realisme. “Zo hebben dichters niet eerder
geschreven…Verdomd, er is iets volkomen anders begonnen.”
Met
Vaandrager kreeg hij uiteindelijk ruzie. Het contact werd verbroken. Maar een
foto uit 1981 laat de twee oud-vrienden zien tijdens de uitreiking van de Anna
Blaman Prijs aan Vaandrager. De lach is ontroerend. Je ziet iets van geluk dat de
twee eens met elkaar verbond. In kort
formuleren en de kern raken is Sleutelaar de meester. Zijn ‘in memoriam vaan’
begint met de regel: “Vaandrager was iemand die hij liever niet was geweest.”
De eerste
helft van ‘Sleutelaar worden’ is door hemzelf geschreven. De stukken zijn
eerder verschenen. Het bijeen brengen ervan en de volgorde bepalen zijn
uitstekend gedaan door Erik Brus. Het geheel geeft – voor zover mogelijk - een
prachtig beeld van de hele Hans Sleutelaar: zijn persoon en zijn kunst komen
het best tot hun recht in contact met anderen. Hij bleef vaak op de
achtergrond. De ondertitel luidt niet voor niets ‘herinneringen van en aan een
zwijgende dichter.’
De tweede
helft van het boek is gevuld door anderen. De merkwaardige en mooie titel
‘Sleutelaar worden’ wordt verklaard in de eerste gastbijdrage, van Martin Bril.
Met zijn kompaan Dirk van Weelden trok hij in de jaren tachtig ’s nachts door
de binnenstad van Groningen. Met viltstiften schreven zij op muren deze magisch
tekst ‘Sleutelaar worden’. Een paar jaar later zat hij met dezelfde vriend in
Scheltema. Hij keek in het telefoonboek en vond de naam Sleutelaar. Meteen
gingen zij op pad. Hij belde aan. Sleutelaar noodde hen binnen.
Bril is
niet Sleutelaar geworden. Hij bleef wel levenslang bewonderaar van zijn stijl.
Hij moest eens zijn lange zwijgen verdedigen. Vijfentwintig jaar tussen twee
bundels. Is dat lang? “Waar het om gaat,
is wat er staat.” Bijzonder
is de bijdrage van Wim Brands. Het boek kwam van de drukker op de dag van zijn
fatale daad. Hij bezoekt Sleutelaar in 2015, in zijn flat aan de Beukelsdijk.
Brands leest een gedicht van hem voor, over zijn grootmoeder. Een gedicht van
hoekige eenvoud.
Zij werd oud en stierf
zoals weinigen is gegeven,
zonder vrees, zonder klacht.
Soms, op een onzeker uur,
verschijnt zij even.
Brands
citeert hem: “Zo moet een gedicht voor mij zijn”. Veel schrijven wordt
moeilijk. “Ik heb bovendien het leven altijd tijdrovend gevonden.” In deze
bundel is dat wat vooral overtuigt: het taalgebruik van Hans Sleutelaar: kort,
en alleen laten staan wat noodzakelijk is. De anderen eigenen in hun schrijven
over hem, zich deze stijl toe. Het afwijkende formaat en het lettertype ‘nieuwe
stijl’ maken het boek uniek. Sleutelaar
worden eindigt met een paar korte beschouwingen van Hans Sleutelaar over
kunst. Tijd is een belangrijke factor: “de kunst leeft traag.” De relatie met
de werkelijkheid is sterk. “De realiteit is het merg van de kunst.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten