zondag 10 april 2016

Bobschrift 2014


Het vierde Bobschrift uit 2014 werd niet meer uitgegeven door Douane, maar de initiatiefnemers richtten zelf een uitgeverij op: Vreugdenberg. Een kleurlozere naam was niet voorhanden. Ivar Schute en Mark van Leeuwen schrijven in het voorwoord: “Vreugdenberg is de naam van een verzorgingshuis of van een familiehotel dat allang failliet had moeten zijn.” De enige rechtvaardiging voor de naam is natuurlijk dat Alex Vreugdenberg het alter ego was van Bob den Uyl.


Qua vorm en inhoud wijkt dit Bobschrift in niets af van zijn drie voorgangers. Het nummer is gevuld met verhalen over Bob den Uyl of verhalen die geïnspireerd zijn op zijn werk. En er staat een niet eerder in boekvorm verschenen verhaal van Bob den Uyl zelf in.

In ‘Straatperikelen’ gaat over het verschijnsel dat je soms op straat in hetzelfde tempo loopt als een andere voetganger. Wanneer je dezelfde kant op moet kan deze voorganger de verkeerde conclusie trekken dat je hem of haar achtervolgt. Hij liep zelf eens op weg naar het postkantoor achter een vrouw aan. Beiden liepen met dezelfde snelheid. Een kwade blik, een botsing en een woede-uitbarsting volgden. Later kwam alles goed en werden zij de beste kennissen.

In hoeverre moeten wij Bob den Uyl hier geloven? Was het toeval dat hij achter die vrouw aanliep? Hij houdt zichzelf voor dat hij geen vlieg kwaad doet. Maar als het om het benaderen van vrouwen gaat kennen wij een andere Bob den Uyl. Vooral met wat alcohol in zijn lange lijf, stortte hij zich vol overgave op elke enigszins aantrekkelijke vrouw. Achtervolgen was nog het onschuldigste wat de slachtoffers kon overkomen.

In de geest van de eerste wet van Bob den Uyl, vind je nooit wat je zoekt. Bewuste confrontatie met een vrouw op straat zal daarom in zijn wereld zelden tot succes leiden. L.H. Wiener, die voor elk Bobschrift een mooi bijdrage levert, gaat dieper in op het toeval in het werk van Den Uyl. Hij plaatst Bob den Uyl tegenover Harry Mulisch. Voor de laatste bestond er geen toeval in het universum en in het menselijk handelen.

Zo zijn er twee denkrichtingen. Wiener citeert een aantal filosofen uit de twee kampen. Spinoza: “Wat wij toeval noemen is het toevluchtsoord der onwetendheid.” En Nietzsche: “Geen enkele overwinnaar gelooft in toeval.” Cruyff gaf zijn mening beknopt: “Toeval is logisch.”

Wiener formuleerde zelf vijf menswetten. Zijn eerste menswet luidt;” De bedoelingen van de ene mens worden door de andere mens categories averechts opgevat.” Hiermee bevindt hij zich meer in het kamp van Hermans en Bob den Uyl, dan in dat van Mulisch.

Bob den Uyl schreef komisch, maar waar zat dit precies in? Als je dit probeert te analyseren moet je dit wel doen met de nodige relativering en humor. Het stuk ‘Bob den Uyl langs de komische meetlat’ van Reinier van Mourik vind ik daarom minder geslaagd.

Erg interessant is weer wel het stuk ‘Een aardig tafelwijntje’, waarin Ivar Schute Bob den Uyl als recensent bespreekt. Humor en stilisme waren voor hem belangrijke ingrediënten voor een goed boek. Hij had geen vast stramien van bespreken, kon een boek afkraken, oppervlakkig behandelen, maar soms ook uitvoerig analyseren. Bob den Uyl behoorde niet tot een bepaalde stroming. Leuk is dat hij als een van de weinigen vol lof was over ‘De Hef’ van Vaandrager. Hij begreep niet waarom iedereen zoveel aandacht besteedde aan ‘Twee vrouwen’ van Mulisch en dit boek links liet liggen.


Graag zou ik alle recensies van Bob den Uyl, ook zijn televisierecensies, achter elkaar willen lezen. Misschien dat de redacteuren van Uitgeverij Vreugdenberg volgend jaar – in het Bob den Uyl jaar, hij is dan 25 jaar geleden gestorven – een mooie uitgave van deze recensies kunnen verzorgen. Ik kijk ernaar uit.

Geen opmerkingen: