Het vierde
Bobschrift uit 2014 werd niet meer uitgegeven door Douane, maar de
initiatiefnemers richtten zelf een uitgeverij op: Vreugdenberg. Een kleurlozere
naam was niet voorhanden. Ivar Schute en Mark van Leeuwen schrijven in het
voorwoord: “Vreugdenberg is de naam van een verzorgingshuis of van een
familiehotel dat allang failliet had moeten zijn.” De enige rechtvaardiging
voor de naam is natuurlijk dat Alex Vreugdenberg het alter ego was van Bob den
Uyl.
Qua vorm en
inhoud wijkt dit Bobschrift in niets af van zijn drie voorgangers. Het nummer
is gevuld met verhalen over Bob den Uyl of verhalen die geïnspireerd zijn op
zijn werk. En er staat een niet eerder in boekvorm verschenen verhaal van Bob
den Uyl zelf in.
In
‘Straatperikelen’ gaat over het verschijnsel dat je soms op straat in hetzelfde
tempo loopt als een andere voetganger. Wanneer je dezelfde kant op moet kan
deze voorganger de verkeerde conclusie trekken dat je hem of haar achtervolgt.
Hij liep zelf eens op weg naar het postkantoor achter een vrouw aan. Beiden
liepen met dezelfde snelheid. Een kwade blik, een botsing en een
woede-uitbarsting volgden. Later kwam alles goed en werden zij de beste
kennissen.
In hoeverre
moeten wij Bob den Uyl hier geloven? Was het toeval dat hij achter die vrouw
aanliep? Hij houdt zichzelf voor dat hij geen vlieg kwaad doet. Maar als het om
het benaderen van vrouwen gaat kennen wij een andere Bob den Uyl. Vooral met
wat alcohol in zijn lange lijf, stortte hij zich vol overgave op elke enigszins
aantrekkelijke vrouw. Achtervolgen was nog het onschuldigste wat de
slachtoffers kon overkomen.
In de geest
van de eerste wet van Bob den Uyl, vind je nooit wat je zoekt. Bewuste
confrontatie met een vrouw op straat zal daarom in zijn wereld zelden tot
succes leiden. L.H. Wiener, die voor elk Bobschrift een mooi bijdrage levert,
gaat dieper in op het toeval in het werk van Den Uyl. Hij plaatst Bob den Uyl
tegenover Harry Mulisch. Voor de laatste bestond er geen toeval in het
universum en in het menselijk handelen.
Zo zijn er
twee denkrichtingen. Wiener citeert een aantal filosofen uit de twee kampen.
Spinoza: “Wat wij toeval noemen is het toevluchtsoord der onwetendheid.” En
Nietzsche: “Geen enkele overwinnaar gelooft in toeval.” Cruyff gaf zijn mening beknopt:
“Toeval is logisch.”
Wiener
formuleerde zelf vijf menswetten. Zijn eerste menswet luidt;” De bedoelingen
van de ene mens worden door de andere mens categories averechts opgevat.”
Hiermee bevindt hij zich meer in het kamp van Hermans en Bob den Uyl, dan in
dat van Mulisch.
Bob den Uyl
schreef komisch, maar waar zat dit precies in? Als je dit probeert te
analyseren moet je dit wel doen met de nodige relativering en humor. Het stuk
‘Bob den Uyl langs de komische meetlat’ van Reinier van Mourik vind ik daarom
minder geslaagd.
Erg
interessant is weer wel het stuk ‘Een aardig tafelwijntje’, waarin Ivar Schute
Bob den Uyl als recensent bespreekt. Humor en stilisme waren voor hem
belangrijke ingrediënten voor een goed boek. Hij had geen vast stramien van
bespreken, kon een boek afkraken, oppervlakkig behandelen, maar soms ook
uitvoerig analyseren. Bob den Uyl behoorde niet tot een bepaalde stroming. Leuk
is dat hij als een van de weinigen vol lof was over ‘De Hef’ van Vaandrager.
Hij begreep niet waarom iedereen zoveel aandacht besteedde aan ‘Twee vrouwen’
van Mulisch en dit boek links liet liggen.
Graag zou
ik alle recensies van Bob den Uyl, ook zijn televisierecensies, achter elkaar
willen lezen. Misschien dat de redacteuren van Uitgeverij Vreugdenberg volgend
jaar – in het Bob den Uyl jaar, hij is dan 25 jaar geleden gestorven – een mooie
uitgave van deze recensies kunnen verzorgen. Ik kijk ernaar uit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten