Donderdag
24 maart jl. vond achter het Stadstimmerhuis de onthulling plaats van het beeld
van Louis Davids. Bij die gelegenheid werd dit mooi uitgegeven boek over de Zandstraatbuurt
gepresenteerd. De plek is goed gekozen, hier was ooit de volkswijk gevestigd,
die ook wel ‘De Polder’ of ‘De Prak’ werd genoemd.
In deze
buurt woonden relatief veel Joden. De vier auteurs Hans Schippers, Rob
Snijders, Chris Buitendijk en Albert Ringer schetsen in een paar korte
hoofdstukken een beeld van deze bijzondere gemeenschap.
De
eerste Joden vestigden zich kort na 1600 in Rotterdam. Het waren Sefardische
Joden uit Spanje en Portugal, die gevlucht waren uit Antwerpen. Bejaagd worden
en vluchten is sowieso een constante bij Joodse gemeenschappen in heel Europa. Later
in de 17de eeuw kwamen er vooral Joden uit Oost-Europa. Zij sloegen
op de vlucht vanwege de grootschalige vervolgingen en moordpartijen. Duitsland
was ten tijde van de dertigjarige (1618-1648) oorlog ook niet veilig voor hen.
Dus zij trokken door naar Nederland.
De Joodse
gemeente in Rotterdam was in de 18de eeuw de tweede van Nederland, na
Amsterdam. Zij bestond vooral uit zeer arme kleine middenstand. De meeste Joden
woonden in de buurt van de Boompjes, waar ook de synagoge was gevestigd.
In de
Bataafse tijd, vanaf 1795 vond er een verandering plaats. De maatschappij werd
onder invloed van de Verlichtingsidealen gelijker en democratischer dan
voorheen. Joden werden toegelaten tot eerder voor hen gesloten beroepen. De
keerzijde was dat onderwijs in de eigen taal (het Jiddisch) werd afgeschaft. Later
in de negentiende eeuw groeide de joodse middenklasse en de hele bevolking van
Rotterdam nog explosief toe.
In 1891
werd de synagoge aan de Botersloot geopend. Veel Joden, vooral wanneer zij nieuw
in Rotterdam aankwamen, gingen daarom in deze buurt wonen. Een andere
verklaring is natuurlijk dat de huizen hier klein, slecht onderhouden en
goedkoop waren.
De
buurt stond in de negentiende eeuw bekend als uitgaansgebied. Er waren veel
kroegjes en meisjes van lichte zeden. En er was variété. De meest bekende
Joodse artiestenfamilie was natuurlijk de familie Davids. Louis Davids zong
nostalgisch over de Zandstraatbuurt. Een onderzoek, na aanvaarding van de
woningwet begin twintigste eeuw, liet echter zien dat de buurt totaal
verpauperd was. Huisjesmelkers knepen de bevolking uit. Veel mensen woonden
opeengepakt in rotte kamertjes zonder sanitair.
Het kon
niet uitblijven. Er moest iets met de buurt gebeuren. Burgemeester Zimmerman
kwam in 1909 met het plan de Coolsingel te dempen en hier het nieuwe stadhuis
te laten bouwen. De gemeenteraad ging akkoord en in 1912 begon de sloop van een
deel van de Zandstraatbuurt. Opmerkelijk is het geringe protest van de
buurtbewoners. Zij kregen woonruimte elders aangeboden en misschien zagen zij
ook in dat hun huizen eigenlijk niet bewoonbaar meer waren.
Leuk is
dat er (ik wist dit niet) eerder sprake van was om het nieuwe stadhuis aan het
Oostplein te bouwen. Zimmerman vond echter de Coolsingel een veel betere plek:
meer allure, dit paste beter bij een grote stad als Rotterdam. Het bombardement
verwoestte overigens de rest van de Zandstraatbuurt.
‘De
Zandstraatbuurt en zijn Joodse bewoners’ geeft deze geschiedenis in vogelvlucht
weer. Toch krijg je een goed beeld van de joodse bevolkingsgroep en de
Zandstraatbuurt. Het boek is informatief
geschreven. Het verhalende element zit in de korte portretten die volgen op elk
hoofdstuk. Hierin wordt het leven van een
bekende bewoner uit de buurt geschetst.
Een van hen
is de Joodse bokser Leen Sanders. Hij had voor de oorlog zijn eigen boksschool
en was Nederlands kampioen lichtgewicht. Hij overleefde de concentratiekampen,
veel van zijn familieleden niet. Hij emigreerde na de oorlog naar Amerika.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten