Kunnen driehonderd pagina’s tekst over hommels interessant genoeg zijn om te blijven lezen? Het antwoord
is ja. Dave Goulson is hommel-onderzoeker en schrijft aanstekelijk over het
gedrag van hommels. Hij gaat in op de invloed die zij hebben op de natuur en hoe de intensieve landbouw hun
leefgebied heeft verkleind. De wetenschap weet nog weinig over het gedrag
van hommels. Goulson schrijft erover hoe hij en zijn collega’s onderzoek
uitvoeren om meer kennis over hommels te vergaren. Sommige soorten zijn al
uitgestorven in Groot-Brittannië. Met
een hommelstichting probeert hij met vele anderen het tij te keren.
Als kind
was Goulson al een fanatieke dierenliefhebber, en dierenverzamelaar. Hij was en
is nogal klungelig. Met schaamte beschrijft hij hoe er regelmatig wat mis ging
en hij zijn vissen elektrocuteerde of kwartels de poten liet afvriezen. Hij probeert
deze jeugdzonden grappig te beschrijven, maar helaas ontbreekt hem een beetje
de humor. Studenten of medewerkers introduceert hij later in het boek altijd
met een mislukt grapje of flauwe anekdote. Hij kan dit beter achterwege laten.
Zijn boek heeft het niet nodig.
Mooi is hoe
Goulson telkens een fascinerend verschijnsel rond hommels beschrijft en laat zien hoe hij als onderzoeker te werk
gaat om iets van hun raadselachtige gedrag te begrijpen. Van hele kleine
onderwerpen - de relatie tussen de lengte van de tong van sommige hommelsoorten
en het soort bloemen dat zij bezoeken – stapt hij moeiteloos over op grote
historische gebeurtenissen zoals het verband tussen Hitler en afname in
hommelsoorten in Groot-Brittannië. Omdat in de oorlog de import vanaf het
vasteland was gestopt was veel landbouwgrond nodig. Dit betekende dat kleine
graslandjes verdwenen: minder klaver, minder hooivelden en minder bloemen.
Bovendien werd er veel landbouwgif gebruikt. Dit was allemaal slecht voor de
hommels.
Een hommelkoningin
houdt maandenlang een winterslaap. Als zij dit heeft overleefd zoekt ze een
nest om een kolonie te stichten. Zij is al bevrucht in het jaar ervoor en legt
honderden eitjes. Eerst gaat zij zelf op zoek naar nectar, per dag bezoekt zij
6000 bloemen. Uit de eitjes komen larven, waaruit werksters groeien. Als deze
groot genoeg zijn om voedsel te zoeken, blijft de koningin binnen. In de loop
van de zomer gaat de koningin ook mannelijke eitjes produceren.
Hommels
zien er schattig uit. Maar binnen een nest woedt een regelrechte oorlog. De
koningin moet haar positie verdedigen ten opzichte van de werksters. Eitjes van
de werksters – haar eigen kleinkinderen – eet zij op; liever brengt zij eigen
zoons voort. De werksters komen in opstand en vallen haar kinderen – hun
broertjes – aan. De anarchie is compleet. Uiteindelijk sterft de koningin door
moord of uitputting. Maar met genetisch onderzoek bij gewone-aardhommelnesten
is komen vast te staan dat de koningin 90% van de mannetjes voortbrengt.
Daarmee is haar leven geslaagd.
Een
mysterie is nog steeds het paargedrag van hommels. Paringen worden zelden in de
natuur waargenomen. Het is onduidelijk hoe zij elkaar vinden. Koninginnen paren
slechts eenmaal in hun leven. Mannetjes kunnen vaker paren, maar daar zijn er
veel meer van. Tuinhommelmannetjes houden zich vaak op bij zogenaamde
zoemplaatsen. Ze patrouilleren langs een vaste route of vliegen zo hoog mogelijk
een heuvel op, waarschijnlijk om indruk te maken op een koningin.
‘Een
verhaal met een angel’ staat vol van zulke mooie hommelverhalen. Hommels hebben
een enorme snelle stofwisseling. Zij moeten voortdurend eten om warm blijven en te
kunnen vliegen. Een hommel met een volle maag heeft 40 minuten om nieuw eten te
vinden. Zij oriënteren zich uitstekend. Vanaf een bloemenveld kilometers verderop weten zij hun nest
feilloos terug te vinden.
Hoe zij dit
precies doen is niet helemaal zeker. Waarschijnlijk kunnen zij heel goed hun
omgeving in zich opnemen. Maar ook hommels die verder weg zijn losgelaten weten
soms de weg te vinden. Goulson maakt rare vergelijkingen (rekenfouten) wanneer
hij de afstanden vertaalt naar menselijke begrippen. Hij geeft het zelf ook
toe. Een bijenvliegafstand van zes kilometer is veel, maar staat echt niet
gelijk aan vier keer de mensenvliegafstand tot de maan.
Hommels
zijn ontzettend belangrijk voor de bevruchting van een heleboel planten, zoals
de tomaat. Dat is de reden dat de laatste decennia hommels hiervoor massaal
worden ingezet. Ook in Tasmanië is plotseling de gewone aardhommel opgedoken,
terwijl het importeren ervan verboden was. Het risico
ervan is dat zij bepaalde wilde planten, vaak ook afkomstig uit Europa, goed
weten te bevruchten, waarna deze planten een plaag kunnen vormen en andere
gewassen kunnen gaan overheersen. Tot nog toe is dit niet aangetoond, maar de
introductie van diersoorten heeft in Australië vaker tot dramatische toestanden
geleid.
Onmogelijk
kan ik elk boeiend hoofdstuk uit dit rijke boek aanhalen. Goulson gaat
uitgebreid in op koekoekshommels die hun eieren in andermans nesten leggen. Elders
behandelt hij het gegeven dat veel hommelsoorten sterk op elkaar lijken: zwarte
en gele strepen. Hij legt precies uit waarom dit zo is. Een ander belangrijk
weetje is dat hommels zelden steken (mannetjes helemaal niet) en dat zij niet dood
gaan na een steek. Het
hoofdstuk over hommelparasieten als wespen, mijten en draadwormen is bizar. De
draadworm Sphaerularia bombi nestelt zich in het achterwerk van een koningin.
Sommige andere maden eten hommelpoppen van binnenuit op. De hoeveelheid wrede
levensvormen is groot.
Na het
einde van het boek besteedt Goulson steeds meer aandacht aan natuurbescherming
en bijensterfte. Een mogelijke oorzaak van deze sterfte – naast een tekort aan
bloemenweiden – zou het massale hommeltransport kunnen zijn. Bijzondere
hommelziektes worden zo namelijk meer verspreid. Duidelijk
is dat intensieve landbouw en grootschaligheid slecht zijn voor hommels.
Verscheidenheid is belangrijk. Niet elke bloem bloeit in dezelfde tijd. En plek
met veel bloemen van één soort betekent onherroepelijke hommelsterfte als het
bloeiseizoen voorbij is.
Dave Goulson probeert met zijn stichting de verscheidenheid aan bloemen terug te
brengen in Groot-Brittannië. Boeren spoort hij aan om stukjes ongebruikt land
in te richten als bloemenweide. Hommels zijn met name dol op klaver. In de stad
kunnen hommels steeds meer voedsel vinden omdat mensen hun tuinen bloemrijk inrichten. Belangrijk
hierbij is dat het wel de goede bloemen moeten zijn, die ook nectar geven; dus
niet de massaal gekweekte, maar onvruchtbare Intratuinbloemen.
‘Een
verhaal met een angel’ is een schitterend boek voor wie zich in de wondere
wereld van de hommel wil verdiepen. Hier en daar is Goulson wat kinderachtig
als hij ons waarschuwt dat een hoofdstuk wel heel moeilijk is of als hij weer
zo nodig een grapje moet maken. Eén ding vond ik echt jammer. Het boek heeft
geen plaatjes, terwijl ik daar bij het lezen wel veel behoefte aan had.
Misschien komt hij ooit eens met een koffietafel-hommelfotoboek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten