In het
derde Bobschrift zetten de redacteuren de ingeslagen weg van de eerste twee
nummers voort. De bewondering voor hun held neemt alleen maar toe, en daarmee
het onbegrip bij de steeds kleiner wordende groep mensen die niet kunnen
grinniken bij het lezen van de verhalen van Bob den Uyl. Zij citeren de meester
zelf: “En zij die niet begrijpen waarin de grootsheid van zijn handelingen dan
heeft gelegen, zullen tot de doden behoren.”
Mensje van
Keulen schrijft een liefdevol stuk over Bob den Uyl, die zij misliep tijdens
een signeersessie. Het was zijn fout. Hij had zich in de dag vergist en voelde
zich zo opgelaten dat hij meteen naar huis terugkeerde en niet eens de kroeg in
ging.
Nico
Keuning mijmert over de verfilmbaarheid van een verhaal van Bob den Uyl:
‘Oorlog is leuk’. Het is inderdaad een prachtig verhaal uit de bundel ‘Een
zachte fluittoon’. Hij beschrijft het verhaal zeer beeldend, helaas is de
verfilming (nog) niet gerealiseerd.
L.H. Wiener
schrijft over het schrijven van een verhaal over Bob den Uyl. Hij reist ter
inspiratie af naar Groningen. Tijdens de reis vindt hij geen rust. Bij aankomst
stap hij onmiddellijk café de Wolthoorn binnen, ziet een bekende en zet zich
aan het drinken. Daarna volgt de gang naar de slijterij. “Van enige literaire
productie kon toen geen sprake meer zijn, ook al ondervond ik op de terugweg
naar Haarlem bij het langzaam leeglurken van het mooie ronde flesje Oban Single
Malt echt van helemaal niemand meer enige overlast.”
Hij bedenkt
nog een pastiche op het werk van de meester, maar dit is het ook niet helemaal.
“Zo schrijven als Bob den Uyl, kon alleen hijzelf.”
Het eerder
gepubliceerde stuk ‘Leersum 26-9’79’ van Jan Siebelink is een hoogtepunt in deze
bundel. Bob den Uyl is fietsend op weg naar Hamburg. Hij is in Leersum en belt
Siebelink om langs te komen in het hotel waar hij vertoeft. Het is mistig.
Siebelink vindt een hotel, zet zich aan de bar en wacht: geen Bob. Rond
middennacht keert hij huiswaarts en ziet dan pas dat er nog een hotel in
Leersum is. Hij stapt naar binnen en ziet Bob den Uyl zitten. Op de bar staan
zeven glaasjes voor hem klaar. “Bob zou wachten tot ik er was.”
Dit verhaal
leidt, bij wijze van uitzondering en zij het met een omweg, wel tot iets: een
bar gevuld met drank en het gezelschap van Bob den Uyl zelf. De meeste verhalen
in di Bobschrift voldoen echter aan de eerste wet van Bob den Uyl: "Je
vindt niet wat je zoekt, maar alleen dat wat je niet zoekt."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten