Gisteren
vond in Utrecht het jaarlijkse Bibliotheekplaza plaats. Er waren vooral
sprekers van buiten de bibliotheeksector, zoals Marjolein Mens van de Efteling,
Evan Gouwens van Toney’s Chocolonely en mindf*cker Victor Mids.
In de
middag nam de stuiterbal Richard Hooijdonk ons mee naar een toekomst waarin de
Internet of Things alom aanwezig is. Alles en iedereen is met elkaar verbonden
tot heil van iedereen. Een mooi ideaal, want in zijn overdreven optimistische
toekomstbeeld bestaat er geen oorlog meer, bestaan er geen multinationals, geen
misverstanden, geen verspilling en geen computerstoringen; kortom, een verhaal als een
Efteling-sprookje.
Midas
Dekkers sloot daarna het congres af. Hij heeft een iets ander wereldbeeld dan
zijn voorganger. Met een biologische blik vertelde hij het een en ander over lokgedrag
en hoe bibliotheken daar gebruik van kunnen maken: lokken met geur. Hij
mopperde vervolgens over moderne bibliotheken: de kasten zijn te laag. Vroeger
moest je op je tenen staan om een boek te zoeken en je voelde je verbonden met
de groten der aarde. Nu gaat de bibliotheek voor je door de knieën met
makkelijke boekjes en veel te felle kleuren; geen goede zaak, volgens Dekkers.
Richard
Engelfriet praatte het congres aan elkaar. Hij deed dat goed, snel en simpel. Na
afloop kregen de deelnemers zijn laatste boek cadeau, en een stuk chocolade. In
‘Zo simpel kan het zijn’ bespreekt Engelfriet in 30 stukjes zaken die simpeler
kunnen: heisessies, draagvlak creëren, protocollen, benchmarks, evaluaties,
etc.
De
onderwerpen zullen bekend voorkomen bij mensen die in een bibliotheek werken.
Maar bij de overheid of het bedrijfsleven is het veelal niet anders. Werk
willen we reguleren in takenpakketten en lange termijnplannen. Daarmee maken we
ons werk niet eenvoudiger en zeker niet leuker.
Eén
misverstand helpt Engelfriet meteen uit de wereld. Simpel werken en simpel
formuleren is moeilijker dan ingewikkeld doen. Een goed idee is vaak een simpel
idee, maar je moet er maar op komen en je moet het lef hebben het uit te
voeren.
Clichés als
‘gewoon jezelf zijn’ of ‘positief denken’ haalt hij snel onderuit. Moet een
vrijgekomen moordenaar gewoon weer zichzelf zijn? En een positief denkende
kankerpatiënt gaat toch dood: eigen schuld?
Engelfriet
haalt wel veel voorbeelden aan die ik al eerder had gelezen, zoals Wibi
Soerjadi , die voor zijn eerste grote concert gratis kaartjes weggaf of een
verzekeringsmaatschappij die werknemers een eigen budget toekende om vrij te
besteden aan klanten met een klacht.
Mooi vond
ik het voorbeeld van controles op luchthavens. Beveiligers vinken meestal een
lijstje af van de dingen die zij moeten controleren: broekriem, schoenen,
mobiel, etc. Een terrorist die de stappen kent, kan hier gebruik van maken. In
Tel Aviv doen ze het anders. Beveiligers zoeken daar naar ‘bommenleggers’ door
te observeren en vragen te stellen aan verdachte personen. Zij hebben geleerd
zelfstandig te denken in plaats van het toepassen van procedures.
Engelfriet
raakt vooral opgewonden als bedrijven of organisaties opgaan in bureaucratische
management-tools. Een organisatie die HKZ-gecertificeerd is (Harmonisatie
Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) is niet vanzelfsprekend beter dan een
organisatie die dat niet is. Wel wordt er veel tijd aan een gigantisch
bureaucratisch proces besteed.
Of een
bibliotheek waar de klanttevredenheid van een 7.3 naar een 7.5 is gestegen is
niet perse beter dan een andere waar de klanttevredenheid een paar procentpunt
gedaald is. Toch geloven veel beleidsmakers dit. Zij houden vast aan de
SMART-sharia, zoals toegepast bij de planning van de Nood-Zuidlijn in
Amsterdam. De werkelijkheid zag er echter anders uit.
Tot slot
geeft hij een mooi advies voor tekstschrijvers: u hoeft helemaal niet volledig
te zijn, als uw tekst maar overtuigt.
‘Zo simpel
kan het zijn’ is een aardig en vlot geschreven boek. Ik raad managers aan het
te lezen vlak voordat zij een heisessie ingaan. Het kan een frisse blik
opleveren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten