maandag 4 april 2016

Rascha Peper – Fantoompoezen



Drie jaar geleden stierf op veel te jonge leeftijd Rascha Peper. Er zijn weinig schrijvers waarvan alle boeken aangenaam zijn om te lezen. Haar niveau is (was) constant. Mijn twee favoriete boeken zijn ‘Russisch blauw’ en ‘Wie scheep gaat’. Het wordt tijd om ze te herlezen.

Vanaf eind jaren negentig schreef Peper korte verhalen op de achterpagina van de NRC. Eerder werden deze stukken verzameld in Stadse affaires, in 2012 verscheen ‘Fantoompoezen’. Hoewel ik sommige verhalen jaren geleden heb gelezen, stond elk verhaal mij nog goed voor de geest, wonderlijk.

Peper schrijft over haar dagelijkse leven. De verhalen gaan over schrijversoptredens, ontmoetingen, kleine ergernissen. Zij zit in een boekwinkel achter een stapel van haar boeken. Een bezoeker vraagt de boekhandelaar naar Pinkeltje. De boekverkoper moet hem teleurstellen: niet meer leverbaar. De man is uit het veld geslagen en koopt dan maar een boek van Peper.

In de lege trein naar Den Bosch komt er een man naast haar zitten. De man wil met haar praten. Zij antwoordt beleefd. Hij is mr. Haiwara en brengt de mensen geluk: ‘no cure, no pay’. Kwade geesten uitdrijven doet hij niet. Dat laat hij over aan een oom. Peper heeft geen problemen, de man gaat door naar de volgende coupé.

Rascha Peper heeft een hekel aan het woord ‘genieten’ en mijmert daar wat over. De ergernis zit vooral in het gaan genieten, zoals het vooruitzicht zuurkool te gaan eten. “Wauw, man, dat wordt genieten geblazen!”

Maar vooral schrijft Peper over haar katten. De oude kat Flip wordt voortdurend bejaagd door de twee nieuwe, jonge zusjes: Blauwe Russen. Zij schrijft er smakelijk over. Een paar verhalen verder komt zij erop terug. Mensen vroegen namelijk hoe het met de katten ging. De zusjes blijken te zijn overleden. Peper zegt het plompverloren. Zij hadden kattenleukemie. Nog steeds hoort Peper de twee door het huis razen en rennen. Flip is tevreden, hij heeft zijn rust terug. Op televisie klinkt een keer het geblèr van twee katjes. Flip kijkt verschrikt op: het zal toch niet. Ook hij heeft last van fantoompoezen.

Aan het eind van de bundel schrijft Peper dat zij met een spoedopname in het ziekenhuis is opgenomen. De anesthesist is een energieke tuinman. Hij stelt haar gerust. De sfeer in het verhaal is luchtig. Haar volgende verhaal heet ‘Verstrooiing’. Het is haar laatste. Zij schrijft dat zij spoedig dood gaat. De dokter adviseer haar zoveel mogelijk verstrooiing te zoeken. Zij besluit met:

“In wezen verschilt het niet veel van het volle leven. Tussen onze geboorte en onze dood eten en slapen we, we leren en spelen, planten ons voort, we drinken nog een glas, maken nog een dansje, laten ons oog behaagzuchtig op iemand vallen, herlezen Toergenjev, daar komt het zo ongeveer op neer. We verstrooien ons.” 

Geen opmerkingen: