Drie jaar
geleden stierf op veel te jonge leeftijd Rascha Peper. Er zijn weinig
schrijvers waarvan alle boeken aangenaam zijn om te lezen. Haar niveau is (was)
constant. Mijn twee favoriete boeken zijn ‘Russisch blauw’ en ‘Wie scheep
gaat’. Het wordt tijd om ze te herlezen.
Vanaf eind
jaren negentig schreef Peper korte verhalen op de achterpagina van de NRC.
Eerder werden deze stukken verzameld in Stadse affaires, in 2012 verscheen
‘Fantoompoezen’. Hoewel ik sommige verhalen jaren geleden heb gelezen, stond
elk verhaal mij nog goed voor de geest, wonderlijk.
Peper
schrijft over haar dagelijkse leven. De verhalen gaan over schrijversoptredens,
ontmoetingen, kleine ergernissen. Zij zit in een boekwinkel achter een stapel
van haar boeken. Een bezoeker vraagt de boekhandelaar naar Pinkeltje. De
boekverkoper moet hem teleurstellen: niet meer leverbaar. De man is uit het
veld geslagen en koopt dan maar een boek van Peper.
In de lege
trein naar Den Bosch komt er een man naast haar zitten. De man wil met haar
praten. Zij antwoordt beleefd. Hij is mr. Haiwara en brengt de mensen geluk:
‘no cure, no pay’. Kwade geesten uitdrijven doet hij niet. Dat laat hij over
aan een oom. Peper heeft geen problemen, de man gaat door naar de volgende
coupé.
Rascha
Peper heeft een hekel aan het woord ‘genieten’ en mijmert daar wat over. De
ergernis zit vooral in het gaan genieten, zoals het vooruitzicht zuurkool te
gaan eten. “Wauw, man, dat wordt genieten geblazen!”
Maar vooral
schrijft Peper over haar katten. De oude kat Flip wordt voortdurend bejaagd
door de twee nieuwe, jonge zusjes: Blauwe Russen. Zij schrijft er smakelijk
over. Een paar verhalen verder komt zij erop terug. Mensen vroegen namelijk hoe
het met de katten ging. De zusjes blijken te zijn overleden. Peper zegt het
plompverloren. Zij hadden kattenleukemie. Nog steeds hoort Peper de twee door
het huis razen en rennen. Flip is tevreden, hij heeft zijn rust terug. Op
televisie klinkt een keer het geblèr van twee katjes. Flip kijkt verschrikt op:
het zal toch niet. Ook hij heeft last van fantoompoezen.
Aan het
eind van de bundel schrijft Peper dat zij met een spoedopname in het ziekenhuis
is opgenomen. De anesthesist is een energieke tuinman. Hij stelt haar gerust.
De sfeer in het verhaal is luchtig. Haar volgende verhaal heet ‘Verstrooiing’.
Het is haar laatste. Zij schrijft dat zij spoedig dood gaat. De dokter adviseer
haar zoveel mogelijk verstrooiing te zoeken. Zij besluit met:
“In wezen
verschilt het niet veel van het volle leven. Tussen onze geboorte en onze dood
eten en slapen we, we leren en spelen, planten ons voort, we drinken nog een
glas, maken nog een dansje, laten ons oog behaagzuchtig op iemand vallen,
herlezen Toergenjev, daar komt het zo ongeveer op neer. We verstrooien ons.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten