De ‘Brief
aan zijn vader’ is een wereldberoemd egodocument. Kafka schreef hem op
zesendertigjarige leeftijd in november 1919. Hij gaf hem aan zijn moeder. Zij
liet haar man de brief niet lezen, maar gaf hem terug. De aanleiding voor deze
brief was de reactie van zijn vader op zijn aangekondigde huwelijk met Milena
Jesenská.
Hij zei zo
ongeveer: “Ze heeft waarschijnlijk een speciale blouse aangetrokken, een kunst
die Praagse jodinnen zo goed verstaan en daarop heb jij natuurlijk direct het
besluit genomen met haar te trouwen” En voegde er na zijn onbegrip uitgesproken
te hebben aan toe. “Zijn er dan geen andere mogelijkheden? Als jij bang bent
daarvoor, zal ik er zelf met jou heen gaan.” Het huwelijk ging niet door.
Dit was
slechts de aanleiding voor het schrijven. De redenen voor het schrijven van
deze afrekening met zijn vader liggen dieper. De brief is gericht aan zijn
vader, maar is vooral een zelfanalyse. Hoe is zijn persoonlijkheid gevormd,
waar angst en schuldgevoel, de boventoon voeren? Hij geeft aan dat hij niet
alleen door zijn invloed geworden is wat hij is: “een zwak, angstig, weifelend,
onrustig mens”, maar het punt is, dat hij als vader te sterk was voor hem. Zijn
broertjes waren jong gestorven. Hij moest de eerste stoot alleen opvangen.
Heel exact
beschrijft hij in ruim vijftig pagina’s hun verhouding. De analyse is soms heel
breed en gaat dan weer in op kleine gebeurtenissen. Hij probeert, hoewel de
tekst heel persoonlijk is, een zeker objectief standpunt in te nemen. Hij
probeert zijn vader te begrijpen en hem duidelijk te maken dat zijn vader hem
nooit begrepen heeft. Hij beschrijft een herinnering in een badhokje. Hij schaamde
zich en voelde zich armzalig, tegenover hem en tegenover de hele wereld, “want
u bepaalde voor mij de norm van alles.”
De vader is
zelfverzekerd en heeft geen flauw idee van de macht die hij over zijn zoon
heeft. Op alles om hem heen, gedachten zowel als mensen, heeft hij een oordeel.
Zelfs over mensen die hij niet kent, vrienden van zijn zoon, heeft hij een mening.
Hij tracht zijn zoon deze vastberaden levenshouding aan leren, maar alles wat
hij hiervoor meent te moeten doen, leidt tot meer angst, stotteren en zelfs het
geheel stoppen met praten.
De invloed
van zijn vader tijdens zijn jeugd beschrijft Kafka als een wereld in drie delen
verdeeld: “in een waarin ik, slaaf, leefde onder de wetten die alleen voor mij
uitgevaardigd werden en waarmee ik het bovendien, ik wist niet waarom, nooit
helemaal eens kon zijn; dan in een tweede, die oneindig ver van de mijne
verwijderd was en waarin u leefde, bezig met regeren, met het geven van
bevelen, en geërgerd omdat zij niet werden opgevolgd en tenslotte in een derde
wereld, waar de andere mensen gelukkig en vrij van bevelen en gehoorzamen
leefden.” De wetten van zijn vader golden uitsluitend voor hem, niet voor zijn
vader zelf. Hij kon niet gehoorzamen, maar voelde zich daar wel schuldig over. Later
zag hij pas de onrechtvaardigheid van deze wetten in. Maar toen had zich al
teveel schuldgevoel opgehoopt.
De brief is
compact geschreven. Iedere pagina is belangrijk. Samenvatten is lastig. De
passage over het bezoek aan de synagoge wil ik nog aanhalen. Als kind verweet
hij zichzelf dat hij te weinig vaste en niet genoeg naar de synagoge ging. Hij
meende zijn vader daarmee een onrecht aan te doen. Zijn vader kwam er echter
niet meer dan een paar maal per jaar. Hij gedroeg zich zelfverzekerd, las de
gebeden op als was het een formaliteit en wees de passages aan in het
gebedenboek die gereciteerd werden. Zelf hing hij wat rond. “Ik bracht daar dus
vele uren gapend en suffend door (ik geloof dat ik mij later alleen nog zo
verveeld heb op dansles)… Overigens ben ik daar ook erg bang geweest, niet
alleen, wat vanzelf spreekt, door de vele mensen, waarmee men in nauwe
aanraking kwam, maar ook omdat u eens terloops opmerkte dat ook ik naar de
thora opgeroepen zou kunnen worden. Daar beefde ik jaren voor.”
‘Brief aan
zijn vader’ is een schitterend document. Iedere Kafka-liefhebber moet het
lezen. Als je nog geen Kafka-lezer bent is het een uitstekende introductie. Nog
één citaat, over zijn vermeende luiheid. “Waarschijnlijk ben ik in aanleg
helemaal niet lui, maar er was voor mij niets te doen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten