maandag 9 juli 2018

Karel Capek – Het jaar van de tuinier


De Tsjech Karel Čapek (1890-1938) was een veelzijdig schrijver. Hij scheef sciencefiction, reisboeken, toneel, detectives, kinderboeken, zoals Tuuntje, een verhaal over een hondje, en dus ook een boek over tuinieren.

‘Het jaar van de tuinier’ is geen serieuze verhandeling over tuinonderhoud. Het is vooral een geestig boek over de wanhoop en de gedrevenheid van de tuinier. In twaalf hoofdstukken schetst hij de problemen en de keuzes waar de tuinier iedere maand voor wordt gesteld. Deze hoofdstukken wisselt hij af met thematische over ‘De weldadige regen’, ‘De aarde’ of over ‘Cactusliefhebbers’.

Aan het begin van het boek beschrijft hij hoe je tuinier wordt. “Het vergt een zekere rijpheid, ik zou zelfs zeggen een zeker gevoel voor vaderschap, om uit liefde tuinier te worden.” En begin je er eenmaal aan dan kan het snel een alles verdringende hobby worden. ”In hem groeit de hebzucht van een verzamelaar.” “Later krijgt hij een passie voor specialisatie, die van een tot nu toe nuchter mens een overspannen maniak maakt die uitsluitend oog heeft voor rozen, dahlia’s of een andere plantensoort.”

Iedere maand kent zijn obstakels. De tuinier zit nooit stil. Februari noemt hij een verraderlijke maand met geniepige streken. De tuin wordt bedreigd door vorst, zon, wind, regen, kortom alle elementen. En dat terwijl de voorboden voor de lente zich al aandienen, zoals de krokussen, de tuincatalogi die de postbode aflevert en de buren die in de tuin bezig zijn. Snel trekt hijzelf ook met een spade de tuin in om de andere buren te waarschuwen. Wat vooral kwaadaardig is aan de maand februari is de extra dag die deze maand om de vier jaar krijgt. Verplaats deze dag naar 32 mei en het probleem is grotendeels opgelost.

Elke maand heeft de tuinier specifieke zorgen. Maar in elke maand is er ook veel moois te doen. De herfst heeft een bijzondere schoonheid. Er wordt geoogst. Overal zie je de suikerbieten opgestapeld, in militaire orde opgesteld: ”geometrie is de schoonheid van de massa.”

In de thematische hoofdstukjes praat Čapek over de kunst van het tuinieren. Welke houdingen moet je aannemen om zonder schade te veroorzaken je door de tuin te bewegen? De rug is een onwillig element. Deze zit altijd in de weg en neemt nooit de juiste  kromming aan; in feite een overbodig lichaamsdeel voor de tuinier. “Een pier heeft ook geen rug.” Cactusliefhebbers vindt hij onder de tuinders de grootste maniakken. Zij hebben elk hun eigen overtuiging over de verzorging van hun cactussen. Een aantal cactusliefhebbers bij elkaar gaan al gauw schreeuwen en met elkaar op de vuist.

Een ding wordt duidelijk tijdens het lezen van ‘Het jaar van de tuinier’. “De tuin is nooit klaar”. Hij voegt er aan toe: “en lijkt in dat opzicht op de wereld en alles wat de mens onderneemt.” Aan het eind van het boek komt hij tot de conclusie dat door al dat werk de tuinier nooit tijd heeft om naar zijn tuin te kijken. In december dringt dat met name tot hem door, maar dan is er weinig meer te zien in zijn tuin.

‘Het jaar van de tuinier’ is een leuk boek. Het strooien met Latijnse namen, afgewisseld met aardse zaken heeft een bijzonder grappig effect. Čapek houdt verder erg van opsommingen, overdrijvingen en absurde redeneringen. Het boekje uit 1929 heeft nog niets aan actualiteit verloren. Het is een aanrader voor iedereen die zich tuinier waant.

Geen opmerkingen: