De Tsjech Karel
Čapek (1890-1938) was een veelzijdig schrijver. Hij scheef sciencefiction,
reisboeken, toneel, detectives, kinderboeken, zoals Tuuntje, een verhaal over
een hondje, en dus ook een boek over tuinieren.
‘Het jaar
van de tuinier’ is geen serieuze verhandeling over tuinonderhoud. Het is vooral
een geestig boek over de wanhoop en de gedrevenheid van de tuinier. In twaalf
hoofdstukken schetst hij de problemen en de keuzes waar de tuinier iedere maand
voor wordt gesteld. Deze hoofdstukken wisselt hij af met thematische over ‘De
weldadige regen’, ‘De aarde’ of over ‘Cactusliefhebbers’.
Aan het
begin van het boek beschrijft hij hoe je tuinier wordt. “Het vergt een zekere
rijpheid, ik zou zelfs zeggen een zeker gevoel voor vaderschap, om uit liefde
tuinier te worden.” En begin je er eenmaal aan dan kan het snel een alles
verdringende hobby worden. ”In hem groeit de hebzucht van een verzamelaar.”
“Later krijgt hij een passie voor specialisatie, die van een tot nu toe nuchter
mens een overspannen maniak maakt die uitsluitend oog heeft voor rozen,
dahlia’s of een andere plantensoort.”
Iedere maand
kent zijn obstakels. De tuinier zit nooit stil. Februari noemt hij een
verraderlijke maand met geniepige streken. De tuin wordt bedreigd door vorst,
zon, wind, regen, kortom alle elementen. En dat terwijl de voorboden voor de
lente zich al aandienen, zoals de krokussen, de tuincatalogi die de postbode
aflevert en de buren die in de tuin bezig zijn. Snel trekt hijzelf ook met een
spade de tuin in om de andere buren te waarschuwen. Wat vooral kwaadaardig is
aan de maand februari is de extra dag die deze maand om de vier jaar krijgt.
Verplaats deze dag naar 32 mei en het probleem is grotendeels opgelost.
Elke maand
heeft de tuinier specifieke zorgen. Maar in elke maand is er ook veel moois te
doen. De herfst heeft een bijzondere schoonheid. Er wordt geoogst. Overal zie
je de suikerbieten opgestapeld, in militaire orde opgesteld: ”geometrie is de
schoonheid van de massa.”
In de
thematische hoofdstukjes praat Čapek over de kunst van het tuinieren. Welke
houdingen moet je aannemen om zonder schade te veroorzaken je door de tuin te
bewegen? De rug is een onwillig element. Deze zit altijd in de weg en neemt
nooit de juiste kromming aan; in feite
een overbodig lichaamsdeel voor de tuinier. “Een pier heeft ook geen rug.” Cactusliefhebbers
vindt hij onder de tuinders de grootste maniakken. Zij hebben elk hun eigen
overtuiging over de verzorging van hun cactussen. Een aantal cactusliefhebbers
bij elkaar gaan al gauw schreeuwen en met elkaar op de vuist.
Een ding
wordt duidelijk tijdens het lezen van ‘Het jaar van de tuinier’. “De tuin is
nooit klaar”. Hij voegt er aan toe: “en lijkt in dat opzicht op de wereld en
alles wat de mens onderneemt.” Aan het eind van het boek komt hij tot de
conclusie dat door al dat werk de tuinier nooit tijd heeft om naar zijn tuin te
kijken. In december dringt dat met name tot hem door, maar dan is er weinig
meer te zien in zijn tuin.
‘Het jaar
van de tuinier’ is een leuk boek. Het strooien met Latijnse namen, afgewisseld
met aardse zaken heeft een bijzonder grappig effect. Čapek houdt verder erg van
opsommingen, overdrijvingen en absurde redeneringen. Het boekje uit 1929 heeft
nog niets aan actualiteit verloren. Het is een aanrader voor iedereen die zich
tuinier waant.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten