De
vroedvrouw gaf Voltaire bij zijn geboorte nog geen uur te leven. Toch bereikte
hij een respectabele leeftijd. Hij leefde van 1694 tot 1778 en bleef zijn hele
leven ziekelijk. Desondanks schreef hij een enorme oeuvre: poëzie, filosofie,
tragedies, wetenschappelijk werk en meer. In het nawoord van deze uitgave van
het prachtige ‘Candide’ noemt Hans van Pinxteren het aantal van meer dan
achthonderd werken. Voltaire verkeerde aan het Franse hof, maar door zijn
scherpe meningen viel hij geregeld in ongenade.
‘Candide’
schreef Voltaire op vierenzestigjarige leeftijd. De volledige titel is ‘Candide
of het optimisme’. Het is een satire op de toenmalige populaire
Verlichtingsfilosofie, gebaseerd op het denken van Leibniz. “Volgens Leibniz
zijn er oneindig veel werelden denkbaar, die God alle heeft overwogen voor hij de
feitelijke wereld schiep. Aangezien God goed is besloot hij de best mogelijk
wereld te scheppen.”
De vorm die
Voltaire koos voor zijn satire is die van de avonturenroman. De jongeman
Candide wordt in het eerste hoofdstuk verbannen uit het kasteel in Westfalen
waar hij opgroeide en waar hij werd onderwezen in de filosofische beginselen
van de huisleraar Pangloss. Candide werd betrapt met de dochter des huizes, Cunegonda,
en moest weg. Leuk is dat de titels van de korte hoofdstukken precies zeggen
wat er gebeurt in een hoofdstuk: “Hoe Candide werd opgevoed in een mooi kasteel
en daar werd weggejaagd.”
Wat volgt
is een hele reeks avonturen, waarin Candide allerlei vormen van noodzakelijk
kwaad tegenkomt: aardbevingen, martelingen, moorden, verkrachtingen, enzovoorts.
Hij ondergaat het allemaal redelijk onderkoeld. Voltaire beschrijft het
smaakvol. Het kasteel wordt geruïneerd. Cunegonda buik wordt opgereten nadat
zij is verkracht. Later blijkt zij toch in leven. Candide probeert haar terug
te vinden. Hij vindt eerst Pangloss terug, die net wordt gehangen. Een paar
hoofdstukken later ontmoet hij hem weer. De ophanging was niet zorgvuldig
verricht. Candide wordt de ene keer tot slaaf gemaakt, dan is hij weer
schatrijk. “Zo zie je maar hoe vergankelijk de schatten van deze wereld zijn.
Alleen de deugd vergaat niet; en het geluk freule Cunegonda terug te zien.”
Alle rampen
die hem en zijn reisgezellen overkomen doen hem niet twijfelen aan zijn
levensfilosofie dat dit de best mogelijk wereld is. Tijdens zijn wereldreizen
en avonturen neemt Voltaire alles en iedereen op de hak: het katholicisme, het
Joodse geloof, de Amsterdamse uitgeverijen, het theater en de literaire kritiek
in het verdorven Parijs. Over de landen waar Candide terechtkomt schrijft hij
bijzonder grappig. Op de vraag van zijn kameraad Martin of hij weleens in
Frankrijk is geweest geeft hij het volgende antwoord: “ik heb daar door heel
wat provincies gereisd. In sommige is de helft van de inwoners gek, in andere
zijn ze doortrapt, in weer andere zijn ze wel aardig maar nogal dom, en dan heb
je er nog waar ze de verfijnde geest uithangen. En overal is de voornaamste
bezigheid de liefde, daarna kwaadspreken, en vervolgens onzin uitkramen.”
Wanneer zij
naar Engeland varen antwoordt Candide op de vraag van Martin of zij hier net zo
gek zijn als in Frankrijk bevestigend, maar wel op een andere manier. “Of er in
het ene land meer mensen zijn die naar een inrichting moeten dan in het andere,
dat durf ik met mijn kleine verstandje niet te zeggen. Maar wat ik wel weet is
dat het volk waar we nu naartoe gaan zeer zwartgallig is.” Bij aankomst zien
zij een admiraal gedood worden, tot groot genoegen van de aanwezigen. Hij had
niet genoeg mensen laten ombrengen. Navraag leert hen het volgende: “in dit
land is het goed om van tijd tot tijd een admiraal dood te schieten. Daar
worden de andere admiraals moediger van.”
Uiteindelijk
vindt hij zijn geliefde terug. Zij is er niet mooier op geworden. Met een
aantal mensen leeft hij teruggetrokken op een boerderij. Al snel slaat de
verveling toe. Zij komen tot de slotsom “dat de mens op aarde is om ofwel te
vergaan van onrust, ofwel te sterven van verveling.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten