woensdag 25 juli 2018

A.L. Snijders – Het oog van de naald

Ik las onlangs in een boek van Jamal Ouariachi zijn kritiek op het Nederlandse korte verhaal. Hij noemde de gangbare stijl zuinig: spaarpotproza. Namen noemde hij niet, met uitzondering van die van A.L. Snijders. Het werk van A.L. Snijders staat ver af van dat van Ouariachi. Zijn zeer korte verhalen (zkv’s) zijn anekdotes of kronkels. Een stukje draait om één - meestal plotloze - gebeurtenis: bijvoorbeeld een toevallige ontmoeting, een herinnering uit zijn jeugd of een citaat uit een gedicht.


In deze meest recente bundel staan zkv’s uit 2015 en 2016. De verhalen gaan zelden over de actualiteit. In 2015 was A.L. Snijders betrokken bij de campagne Nederland Leest. Hij stelde een bundel korte verhalen samen die in een hoge oplage werd verspreid. Hij trad veel op in het land en was te zien op televisie. In deze zkv’s komt het nauwelijks ter sprake.

Hij vertelt over een hondje dat komt logeren, over een houten schuur bij hem in de buurt, die plotseling verdwenen is of over het houden van varkens, maar ook over het werk van Ian McEwan of Joseph Roth. Ik houd ervan als hij alledaagsheden koppelt aan een filosofische bespiegeling of een vreemd verhaal. Het stoken van hout in een kacheltje, doet hem denken aan de man van wie hij het ding ooit kreeg. De aluminiumkachel kwam uit Thailand, de man was Amerikaan maar vooral wereldreiziger. Er bestaat een foto van de man, zwemmend in zee met een aapje op zijn hoofd. Het dier gedroeg zich vals, maar niet tegenover de wereldreiziger.

Of A.L. Snijders schrijft over het eten van tomatensoep in de OBA. Zijn buurman kijkt vreemd op over de combinatie bibliotheek en tomatensoep. Dit leidt in het hoofd van A.L. Snijders naar een gebeurtenis van twintig of dertig jaar geleden. Hij hielp iemand een klavecimbel te vervoeren. Dezelfde man houdt op een schip grote terraria met vleesetende slangen. Twee moeilijk te rijmen werelden.

Hij plaats zichzelf vaak in een ondergeschikte rol. De moderne tijd gaat aan hem voorbij. Zo mijmert hij over de opstelling van zijn brievenbussen. De postbode komt niet meer aan huis, want dat staat te ver af van de weg. Voor kranten heeft hij een aparte brievenbus. “Deze brievenbussen kennen elkaar niet, het pad maakt een flauwe bocht, ze zien elkaar zelfs niet. Een drama als gevolg van de vooruitgang, twee verwante brievenbussen die elkaar nooit ontmoeten.” Wanneer hij in pyjama aan de kant van de weg staat en een brief leest, spreekt een jongen op de fiets hem aan. Hij verbaast zich over de pyjama en vooral over de handgeschreven brief. Na uitleg van A.L. Snijders schudt hij zijn hoofd over zoveel inefficiëntie.

Regelmatig haalt A.L. Snijders schrijvers aan en citeert hen uitgebreid. Tweemaal noemt hij  Joubert Pignon, die zowel schrijver als medewerker in een dierenwinkel is. Ik ken hem slechts van naam, maar het citaat nodigt uit tot meer lezen. Ik citeer op mijn beurt het verhaal ‘ Goudvis’.

“In de dierenwinkel verkoop ik een goudvis aan twee mensen – een man en een vrouw. Ze willen een goudvis en laten zich niet eenvoudig overtuigen. Ze stellen vragen over de levensduur van de goudvis. Ik lieg en zeg dat ze aan deze vis jaren plezier gaan beleven, mevrouwtje. Een paar uur later, de winkel is dicht, ben ik op een filmavond in het ateliercomplex. Op de eerste rij zitten de man en de vrouw. Op de stoel tussen hen in zwemt de goudvis rondjes in een plastic zak. Ik steek mijn hand naar de mensen op, maar zonder mijn dierenwinkeloverhemd aan herkennen ze me niet.”

Het geheugen laat A.L.Snijders wel eens in de steek. Niet alleen naar de toekomst is het gissen, ook het verleden blijkt vaak onbekend gebied. Een nichtje wist zich gelukkig te herinneren op welk type motor hij vijftig jaar geleden reed. Zij is een van de weinigen die dit nog weet. Het voordeel van zulke geschreven overpeinzingen over vergankelijkheid is dat vanaf nu iedereen kan lezen dat het een BMW was. Van mij mag A.L. Snijders nog heel lang doorgaan met herinneringen ophalen.

Geen opmerkingen: