‘Verhalen
van de grote oorlog’ uit 2001 is een begerenswaardig boek voor de ware
verzamelaar van het werk van Bob den Uyl. Het groot formaat boek is schitterend
uitgegeven door Stichting Roos: oplage 175 exemplaren. Het omslag is van rood
vilt. Het boek bevat portretten van tijdens de Eerste Wereldoorlog gesneuvelde
soldaten. De portetten staan op de linker pagina’s, de teksten van Bob den Uyl staan
rechts. Op pagina 3 zijn de tekstpagina’s wit. Pagina 49, waar de laatste tekst
eindigt, is bijna zwart. De tekst is nauwelijks leesbaar.
De vier
verhalen zijn afkomstig uit verschillende bundels. Twee titelverhalen zijn
geheel opgenomen: ‘De ontwikkeling van een woede’ uit 1972 en ‘Een zwervend
bestaan’ uit 1977. Daarnaast staan er stukken in uit de bundels ‘Vreemde
verschijnselen’ (1978) en ‘Opkomst en ondergang van de zwarte trui’ (1982).
De verhalen
ken ik goed, maar het is geen straf om ze te herlezen. Bij elkaar geeft het een
goed beeld van de fascinatie van Bob den Uyl voor de grote oorlog. In ‘De
ontwikkeling van een woede’ legt hij uit wat toeval is met als mooiste voorbeeld
een stuk zeep dat tijdens het nemen van een douche uit zijn vingers glipt en
precies op één van de vier punten blijft staan. Het is een wonder, niet te
voorspellen.
Bij deze
inleiding vraag je je af hoe ver iemand kan afdwalen van het onderwerp waar hij
over wil schrijven, maar dan introduceert hij de wet van Bob den Uyl. Het is de
eerste; in later werk zal een tweede en zelfs derde wet formuleren. De eerste
wet komt erop neer “dat je niet vindt wat je zoekt maar alleen dat wat je niet
zoekt.” Hij leidt ons vervolgens de grote oorlog binnen met de toevoeging:
“Zoals het vinden van mitrailleurkogels uit de Tweede Wereldoorlog onder het
dorpje Grubbenvorst, terwijl ik zocht naar dergelijke kogels uit de Eerste
Wereldoorlog op de Chemin des Dames.”
Bob den Uyl
beschrijft hoe hij op weg naar zijn doel van de weg af raakt en met fiets en al
in een slotgracht terechtkomt. Het kost hem enorme moeite eruit te komen. Met
slechts één schoen en het nemen van allerlei hindernissen komt hij aan in een
hotel in Venlo. De volgende dag weet hij met een gehuurde fiets zijn eigen
rijwiel op te halen. Nadat hij zijn bagage en fiets op het droge heeft ziet hij
plotseling een band van een halve meter met een zwaar kaliber kogels liggen,
afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog. Hij beseft: de wet van Bob den Uyl in
volle werking! Hij laat de vondst liggen, “om daar te wachten op de dwaas die
over vijftig jaar op zoek zou gaan naar overblijfselen uit de Tweede
Wereldoorlog, en ze niet zou vinden.”
Dit
prachtige verhaal heeft alle Bob de Uyl – elementen in zich. Een sterke
vertelling, absurde situaties en filosofische mijmeringen. Zo vraagt hij zich
af of het beter is – wanneer je een schoen hebt verloren – om dan ook de tweede
uit te doen. De blikken van verbijsterende Venlonaren is nog het minste
probleem. Hij raadt mensen die zich volkomen in evenwicht voelen overigens aan om
eens op één schoen door een stad te wandelen. “Nieuwe werelden openen zich.”
De andere
drie stukken zijn minstens even goed. Met dezelfde Bob den Uyl blik kijk je met
hem mee op de slagvelden van de grote oorlog. Hij koppelt zijn kennis over het
onderwerp aan het vermogen kritisch na te denken en slaagt er altijd weer in de
meeste vreemde mensen tegen het lijf te lopen. Zijn lange gestalte maakt
bij willekeurige voorbijgangers soms wat
vrees los: “want als ik in gedachte heen en weer drentel op de rand van een
mijnkrater, zo nu en dan op een kaart of in een boekje turend of een
verrelijker naar de ogen brengend en zelfs zo ver ga mompelend iets op een
bloknootje te krabbelen, dan schijn ik een verontrustende indruk op jonge
begerenswaardige moeders te maken.”
De verhalen
blijven na herlezing overeind, en de verpakking ervan is zeer bijzonder. Mijn
Bob den Uyl - verzameling blijft groeien, maar is nog lang niet compleet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten