Twee jaar
geleden begon ik in deze klassieker uit 1851. Ergens halverwege liep ik vast.
Onlangs pakte ik het boek weer op en las het uit. Moby-Dick wordt alom
geprezen. Ik vond het een mooi boek, maar werd er niet helemaal wild van. De
vele zijpaden maken het boek bijzonder, evenals de vele bespiegelingen over de
nietigheid van het menselijke leven ten opzichte van de natuur.
De
feitelijke jacht op de witte walvis begint pas aan het einde van het boek, in
de laatste drie van de 130 hoofdstukken. De 127 hoofdstukken ervoor gaan over
alles wat met vissen, varen, de walvisjacht en walvissen te maken heeft. Het
boek begint met een etymologie van het woord ‘Whale’, dan volgt een reeks
citaten uit de wereldliteratuur over de walvis. Pas daarna lees je de bekende
eerste zin: “Call me Ishmael.” Melville neemt de tijd om zijn verhaal op te
bouwen.
Ishmael is
de verteller van het verhaal, maar is dit niet het hele boek door. Sommige
hoofdstukken bestaan uit dialogen. En vaak weet je niet of Melville of Ishmael
aan het woord is. Maar dit onderscheid doet er niet zoveel toe.
Ishmael komt
aan op Nantucket. Dit eiland bestaat echt en ligt voor de kust van Massachusetts.
Melville beschrijft het stadje dat inderdaad bekend stond om zijn walvisvaart
levendig. Ik las dat hij er zelf nooit is geweest. Hij gebruikte meer
werkelijke gebeurtenissen in zijn verhaal. De walvis Moby Dick heeft echt bestaan.
Hij werd Mocha Dick genoemd en was net als Moby Dick een albino potvis. Mocha
leefde in de stille oceaan en werd gezien voor de kust van Chili, bij het
eiland Mocha. Een ontdekkingsreiziger deed er in 1839 verslag van in een New
Yorks tijdschrift. Melville woonde in New York.
Melville
doorspekt zijn boek met Bijbelse citaten en verwijzingen. Hij noemt vaak het
monster uit de Bijbel, de Leviathan, als hij het heeft over walvissen. Hij
heeft ook oog voor andere culturen en godsdiensten. In Nantucket ontmoet
Ishmael Queequeg, een wildeman afkomstig uit de Zuidzee en zeker geen christen.
In een herberg moet hij in één bed met hem slapen. Queequeg houdt zijn harpoen
altijd binnen handbereik. Ishmael is doodsbang, maar: “Better sleep with a
sober cannibal than a drunken Christian.” De twee sluiten vriendschap en gaan
samen aan boord van de walvisvaarder Pequod.
De voorkeur
van de schrijver voor exotisme en specifiek kannibalisme lees je door het hele
boek heen. Hij betoogt dat een walvisvaarder die lang van huis is, weg van de
civilisatie en het christelijk geloof, terugvalt: “to that condition in which
God placed him, i. e. what is called savagery. Your true whale-hunter is as
much a savage as an Iroquois. I myself am a savage; owning no allegiance but to
the King of the Cannibals; and ready at any moment to rebel against him.”
De kapitein
van de Peqoud is de duistere Ahab, een naam die verwijst naar de wrede koning
Achab en zijn vrouw Izebel uit het boek 1 Koningen. Ishmael ziet Ahab het
eerste deel van de reis niet aan dek verschijnen. De kapitein zit opgesloten in
zijn hut. Pas wanneer er daadwerkelijk op walvissen wordt gejaagd laat hij zich
zien. Dan valt voor het eerst, in hoofdstuk 36, de naam Moby Dick en wordt
duidelijk wat het eigenlijke doel van deze reis is: wraak op de witte walvis.
Ahab heeft één been. Het andere is bij een eerdere jacht op Moby Dick verloren
gegaan. Hij heeft een kunstbeen van potvisbot.
De
zoektocht naar Moby Dick en de groeiende waanzin van kapitein Ahab vormen het
verhaal. Ondertussen jaagt de Pequod op walvissen. In het beschrijven van de
jacht op en het doden van een walvis is Melville uiterst gedetailleerd.
Opvallend is dat een volgende gebeurtenis, een vangst een dag later
bijvoorbeeld, hij slechts afdoet in een paar zinnen.
Het boek is
meer dan een roman. Melville neemt alle tijd om alle aspecten van de
walvisvaart te beschrijven. Het economische belang ervan slaat hij hoog aan. In
een verhandeling hierover verwijst hij naar o.a. Franse en Nederlandse
walvisvaarders, hij berekent de verschillende opbrengsten en concludeert dat de
walvisvaart de economische motor is achter allerlei uitvindingen en ontdekkingsreizen. Dat de
schrijver een vooruitziende blik heeft, bewijst zijn voorspelling dat met de
enorme aantallen walvisvaarders de soort weleens zou kunnen uitsterven. Hij
vreest dit en trekt een vergelijking met de bizons die in Amerika massaal werden
afgeslacht.
Vele
pagina’s zijn gewijd aan de verschillende soorten walvissen: de cetology. Het
is een eindeloze opsomming. Net zo lang neemt hij de tijd om allerlei
verwijzingen in schilderijen en boeken naar soorten walvissen te benoemen en te
duiden. Bijzonder mooi is het hoofdstuk ‘The whiteness of the whale’, waarin
vele witte dieren en planten voorbij komen: de witte haai, de albatros,
albino's, enzovoorts. Ook hier weet hij het onderwerp te verdiepen. Hij
schrijft over witheid in het algemeen, betrekt de Griekse mythologie erin en
belandt uiteindelijk weer bij The Holy One.
De
verteller wordt vaker filosofisch. Zo ook bij de beschrijving van het uiterlijk
van de walvis, in het bijzonder de vergelijking tussen de kop van een Sperm
Whale (potvis) en een Right Whale (de noordkapers). “Does not this whole head
seem to speak of an enormous practical resolution in facing death? This
Right Whale I take to have been a Stoic; the Sperm Whale, a Platonian, who
might have taken up Spinoza in his latter years.”
Mijn editie
bevat 100 pagina’s verklarende noten, die uitleggen waar Melville het allemaal
vandaan heeft. Bij deze vele uitweidingen over de walvissoorten en hun manieren
van leven miste ik de hedendaagse biologie. Je weet niet in hoeverre Melville’s
wetenschappelijk aandoende verhalen nu nog als juist worden gezien. In de noten
is hier niets over terug te lezen. Maar waarschijnlijk bestaan er uitgebreide
studies over dit onderwerp.
In
hoofdstuk 87, de Pequod heeft de Javazee bereikt, hoort de bemanning voor het eerst
dat Moby Dick in de buurt is gezien. Regelmatig treffen zij andere schepen.
Deze ontmoetingen zijn altijd bijzonder. Een walvisvaarder die om hulp vraagt
laat Ahab aan zijn lot over. Hij moet door om Moby Dick te vinden. Je vraagt je
regelmatig af welke methode hij eigenlijk hanteert in zijn zoektocht. Het lijkt
allemaal een kwestie van toeval. Ishmael zegt hierover: “There are Some
enterprises in which a careful disorderliness is the true method.”
Ahab wordt
steeds vasthoudender in zijn rusteloze jacht. Anderen zien de gevaren ervan en
sommige bemanningsleden proberen hem te overtuigen voorzichtig te doen of zelfs
het hele idee van wraak op de witte walvis te laten varen. Maar Ahab weet van
geen wijken. En hij is de baas. “There is one god that is Lord over the earth,
and one Captain that is lord over the Pequod.”
De
dagenlange jacht leidt uiteindelijk, zoals eerder voorspeld, tot de fatale
ondergang van Ahab en het hele schip de Pequod. Alleen Ishmael overleeft het. Deze
ondergang sluit aan bij het godsbeeld dat in de hele roman wordt opgeroepen.
Melville beschrijft dit steeds in termen van noodlot en voorzienigheid, als een
immense strijd tussen goed en kwaad. De krankzinnige kapitein Ahab tart dit
noodlot en gaat uiteindelijk ten onder.
Al met al
is Moby-Dick een prachtig boek om in te verdwalen. Ik begrijp mensen die het
herlezen en er studie naar doen. Bij beschrijvingen van bijvoorbeeld soorten
zeilen of manieren waarop je touwen vastknoopt aan een boot kon ik het Engels
niet altijd goed volgen. Onbekende woorden zocht ik soms op, maar na drie
pagina's specialistische terminologie haakte ik af.
Je kunt
eindeloos citeren uit dit werk. Mooi zijn vooral de beschouwingen over het
menselijk leven. “There are certain queer times and occasions in this strange
mixed affair we call life when a man takes this whole universe for a vast
practical joke, though the wit thereof he but dimly discerns, and more than suspects
that the joke is at nobody's expense but his own.”
De
verteller geeft niet alleen zijn mening over het menselijk leven en lot, ook
over leven in het algemeen geeft hij beschouwingen. “Consider the subtleness of
the sea; how its most dreaded creatures glide under water, unapparent for the
most part, and treacherously hidden beneath the loveliest tints of azure.
Consider also the devilish brilliance and beauty of many of its most
remorseless tribes, as the dainty embellished shape of many species of sharks.
Consider, once more, the universal cannibalism of the sea; all whose creatures
prey upon each other, carrying on eternal war since the world began.”
Tot slot heeft
Melville over zijn onderwerp voor dit boek, de walvis, iets te zeggen. “To
produce a mighty book, you must choose a mighty theme. No great and
enduring volume can ever be written on the flea, though many there be who have
tried it.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten