‘En we
noemen hem”, dat is wat Marjolijn van Heemstra zich 27 weken voor de geboorte
van haar zoontje afvraagt. Van haar oma kreeg zij voor haar achttiende verjaardag
een ring die van een verre oom is geweest. Deze man, in de familie werd hij de
bommenneef genoemd, zat in het verzet en verrichtte na de oorlog een
heldendaad. Als eerbetoon wil zij haar zoon naar hem noemen. “We noemen hem
Frans.”
Zodra zij
dit hardop uitspreekt vraagt zij zich af wat zij eigenlijk van deze bommenneef
weet. Het verhaal gaat dat hij op sinterklaasavond 1946 een pakketje met een
bom afgaf aan een oud-NSB-er. De aanslag heeft binnen de familie mythische
vormen aangenomen.
Van Heemstra
wil weten hoe het verhaal werkelijk in elkaar zit. Eerst vraagt zij rond in de
familie. Er komen meer verhalen los, maar deze brengen geen eensluidende
antwoorden. Zij roepen eerder meer vragen op. Zij begint een fanatieke
speurtocht. De hoofdstukken in het boek zijn genoemd naar het aantal weken voor
de geboorte van haar kind. De zwangerschap is zwaar en belemmerd haar zoektocht
meer en meer. Haar man maakt zich zorgen om haar. De spanningsopbouw zit goed
in elkaar. Halverwege het boek vroeg ik mij steeds vaker af hoe zij hem zouden
noemen.
Zij komt wat naïef over. Van Heemstra is duidelijk geen historicus en zoekt niet
meteen op een paar voor de hand liggende plaatsen zoals in krantenarchieven of
bij het NIOD. Zij komt wel terecht bij het Nationaal Archief. Het mooie hiervan
is dat zij inzicht geeft in hoe lastig
historisch onderzoek kan zijn en hoe moeilijk het is om feiten voor 100% vast
te stellen. De fictie loopt continu door met name dit soort geladen
gebeurtenissen heen. Je moet soms een heel web doorgronden om iemand te leren
kennen.
Deze
twijfel voelt zij continu. Vooral omdat de geschiedenis haar zelf raakt. “We
doen alsof we van alles willen leren en begrijpen van het verleden, maar
uiteindelijk zitten we vooral naar onszelf te staren.” Haar zoektocht roept ook
ethische vragen op over de oorlog: de dunne lijn tussen goed en fout en: “Hoelang
duurt een oorlog?” Voor de bommenneef langer dan voor andere mensen.
Over wat
zij op haar speurtocht aantreft zeg ik verder niks. Wat ik jammer vind is dat
de kwalen rond haar zwangerschap wel erg veel ruimte innemen in het boek. En
onwaarschijnlijk vind ik een verre reis een week voordat zij moet bevallen. De
informatie was ook gewoon via de telefoon te bemachtigen.
Aan het
einde van de roman laat Marjolijn van Heemstra fictie en werkelijk grappig door
elkaar lopen. Zij stapt als schrijver het verhaal binnen en spreekt de lezer
toe. Bij haar zoektocht heeft zij de waarheid geweld aan gedaan. Ze heeft haar
ontdekkingen gedoseerd om het verhaal spanning te geven. En zij heeft dingen
verzwegen over haar neef. Welke dit zijn vertel ik niet. Net zo min laat ik los
hoe zij haar kind tenslotte noemt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten