Ik lees de
verhalen van Deelder altijd met plezier. Deelder schrijft goed, hij ziet scherp
en aan humor ontbreekt het hem nooit. Deze bundel uit 1994 bevat zes verhalen.
Zij gaan onder meer over kabouters, seks in Boedapest en heipalen.
Geloven in
kabouters moet kunnen. “Als God mag, dan kabouters ook.” Er zijn mensen die
denken ze te zien en er zijn mensen die ze werkelijk zien. Onder kabouterianen
zijn drie hoofdstromingen te onderscheiden. Zij die kabouters zien als iets
goeds, zij die kabouters zien als iets kwaads en zij die kabouters zowel als
iets goeds als iets kwaads zien. Ierland is het kabouterland bij uitstek. Maar
waar staat Deelder in het kaboutergeloof?
Er volgt
een verhaal waarin twee jongemannen een buitenwijk van Londen bezoeken, op
uitnodiging van een bevriende au pair in een deftig huis. De huiseigenaren zijn
weg en de twee spreken de ruime drankvoorraad aan. Een week later keren zij
terug naar het centrum van Londen. Deelder verwoordt de gedachte die bij menig
lezer zal zijn gerezen. “En wat heeft dit alles in vredesnaam met kabouters te
maken?”
Een van de
jongemannen is Deelder natuurlijk zelf. Een paar dagen later ligt hij met zijn
maat te slapen in een park. Hij wordt ‘s nachts wakker en treft een wonderlijk
wezen aan in zijn slaapzak. Het verhaal sluit af met. ”Er zijn lieden die
rotsvast in kabouters geloven. Ik reken mijzelve niet tot die mensen. Maar in
lichtgevende bolletjes witte angorawol met zwarte kraakoogjes en héle dunne
beentjes…dat is een héél andere kwestie!”
In het
verhaal Boedsex onderzoekt Deelder voor weekblad Revu de geruchten dat het in
de Hongaarse hoofdstad compleet uit de klauwen loopt met het nachtelijk
seksleven aldaar. Hij neemt een taxi en rijdt eindeloos door nachtelijk Boedapest.
De ene tent is nog treuriger dan de volgende. Zelfs de chauffeurs weten hem
niet in dit Bangkok van Europa de weg te wijzen. Steeds komt hij weer uit bij
de Popo-bar, een poenerige zaak, waar zowel de vrouwen als de sfeer ver beneden
Amsterdams peil liggen. Deelder besluit zijn onderzoek met: “Boedapest is een
prrrrachtige stad, met talrijke kerken, paleizen, kuurbaden, musea en
zigeunerstrijkjes, maar wat de sex betreft, lijkt Lunteren mij nog verre
superieur. Om van Veenendaal-De Klomp nu maar te zwijgen.”
Het titelverhaal
‘Geheid Deelder’ speelt in Rotterdam. Deelder is gevraagd de eerste paal van
een gebouw te slaan, ergens diep in de Alexanderpolder. Door de regen is de
plek nauwelijks te vinden. Het wordt uiteindelijk een feestelijk gebeuren,
waarbij na eerst wat tegenwerking, de drank snel en vakkundig aangevoerd wordt.
Dé verrassing is de tekst op deze eerste paal: ‘Geheid Deelder’ staat erop. ”Hadden
ze speciaal gedaan met het oog op de toekomstige archeologen, m’n naam op die
paal.” Deelder is ontroerd door dit historisch besef in de heibranche.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten