zaterdag 9 maart 2024

Detlev van Heest – Parkeren in Hilversum


 

Detlev van Heest is een schrijver die ik om de verkeerde redenen links heb laten liggen. In de jaren 2010-2011 verschenen er drie dikke romans van hem, die in mijn herinnering goed besproken werden, maar waarin de schrijver steevast met Voskuil werd vergeleken. De vergelijking viel niet uit in het voordeel van Van Heest. Je kunt beter het origineel lezen dan een mindere imitatie, en daarom las ik hem niet. Toen ik zijn nieuwe roman zag liggen werd ik toch nieuwsgierig. De uitgave van Van Oorschot ziet er, zoals bijna alles van deze uitgeverij, zeer aantrekkelijk uit. En het onderwerp, het leven van een parkeercontroleur in Hilversum, sprak mij onmiddellijk aan. Je kunt over alles een goeie roman schrijven, maar als ik vandaag moet kiezen lees ik liever over een vijftiger die bonnen uitdeelt in Het Gooi, dan bijvoorbeeld over een Amsterdamse adolescent in identiteitscrisis.

 

Van Heest hanteert een dagboekachtige stijl met veel dialoog. In het verhaal volg je min of mee zijn leven in romanvorm. Familieleden en vrienden worden nauwelijks geïntroduceerd, de lezer komt er na een paar pagina’s vanzelf achter wie wie is, of niet. Van Heest woonde jaren in Japan waar hij als correspondent werkte. Later verhuisde hij met zijn vrouw naar Nieuw-Zeeland. Het huwelijk liep stuk en hij keerde na vijftien jaar terug naar Nederland. Berooid, maar zonder veel wrok, probeert hij nu een leven op te bouwen. Hij is bevriend met Han en Lousje Voskuil en vindt een kamer in Arnhem in huis bij Kees, de broer van Frida Vogels. Hij schrijft sollicitatiebrieven naar scholen en kranten en op advies van Lousje naar de Dierenpartij. Meestal wordt hij afgewezen, vaak vanwege zijn eigenzinnigheid en de neiging allerlei bijzaken in zijn brieven mee te nemen. Een tijdje werkt hij voor een bedrijf waar hij per telefoon loten moet verkopen. Hilarisch zijn de scènes waar hij tijdens een cursus wordt klaargestoomd voor dit vak. 

 

Zijn leven krijg meer vaste vorm als hij een woning in Amsterdam vindt, zijn kat Kootje uit Nieuw-Zeeland laat overkomen en hij vast werk vindt als parkeercontroleur in Hilversum. Hij is in dit ambt tamelijke onverschrokken en laat zich niet intimideren. Hij deelt bonnen uit als dit nodig is, ondanks de stroom aan verwensingen die hij iedere dag moet incasseren. “Bij een spoorwegovergang probeerde een automobilist over me heen te rijden. Kortom, een normale werkdag.“ Sommige collega’s zijn extreem sloom, anderen melden zich om de haverklap ziek. Met Djokan vormt hij een sterk duo. Djokan werkt ook als uitsmijter en is een halve crimineel. Na een tijdje geeft Van Heest een samenvatting. “Als ik de mensen in het Gooi moet typeren die ik inmiddels had bekeurd, zou ik zeggen dat ze (1) opvallend welbespraakt en (2) hoogopgeleid waren, en (3) beschikken over een enorme medische kennis, gelet op de grote variatie aan ziektes die ik naar mijn hoofd geslingerd kreeg, en (4) ontzettend stupide waren omdat ze bleven veronderstellen dat ze zich wel onder een bekeuring uit konden lullen.”

 

Naast dit werk beschrijft Van Heest ontmoetingen en telefoontjes met familieleden uit Duitsland, zijn halfslachtige pogingen een partner te vinden en de contacten met Han en Lousje Voskuil. Han wordt steeds zieker en heeft niet lang meer te leven. Halverwege het boek introduceert Van Heest de schrijfsels van zijn kat. Kootje schrijft aan de kat Dibbes van Han en Lousje. Het is een manier om met wat meer afstand over het hoofdpersonage, dat hij zelf is, te schrijven en om wat luchtiger de dodelijke ziekte van Han te benoemen. Er staan meer brieven in het boek, waaronder enige van Han aan Detlev. Mooi vind ik de nuchtere kijk op de wereld van beide auteurs leest. Zij houden ervan heel concreet dingen te benoemen, Voskuil gaat hier het verst in. Over een discussie met Jaap schrijft Han: “Met abstracties en metaforen heb ik niets. Als ik het moet begrijpen, moet je een tafel een tafel noemen, en een stoel een stoel. Bij een woord als ‘meubilair’ heb ik al problemen.”

 

Parkeren in Hilversum is een heerlijk boek, na ruim vijfhonderd pagina’s verlangde ik naar meer. Ik ga snel zijn oude werk lezen. De hoofdpersoon is een personage waar je meteen van houdt, ik althans. Hij relativeert, is nuchter en autonoom. Hij lijkt ongenaakbaar, maar is niet arrogant. Van Heest schrijft realistisch en sec, waarmee hij zijn emoties indirect uit. Hierin lijkt hij op Voskuil, maar ik zou hem zeker geen imitator willen noemen.

Geen opmerkingen: