De Oostenrijkse Thomas Bernhard (1931-1989) heeft een groot oeuvre, waarvan een flink deel is vertaald in het Nederlands. Ik heb hier een deel van gelezen, ongeveer tien boeken, voornamelijk romans, verhalen en autobiografisch werk. Zijn toneelwerk heb ik niet gelezen, terwijl dit een belangrijk deel van zijn werk uitmaakt. Zijn pessimistische kijk op mensen, zijn humor en zijn obsessieve personages maken zijn werk uniek. Holzfällen. Eine Erregung is een roman uit 1984. De Nederlandse vertaling is van Chris Bakker en Pauline de Bok.
De verteller in de roman loopt na twintig jaar het echtpaar Auersberger weer tegen het lijf in Wenen. Hij wordt door het kunstminnende stel uitgenodigd voor een avondmaaltijd. Het verhaal speelt zich af tijdens deze maaltijd in het appartement van de Auersbergersen, waarbij de ik-figuur in de oorfauteuil zit en het gezelschap in gedachte becommentarieert. Hij denkt terug aan vroeger, toen hij ook deel uitmaakte van het kunstenaars- en schrijversmilieu in Wenen. Cruciaal in het verhaal is de zelfmoord van een oude geliefde van hem, Joanna. Overdag waren veel van de bezoekers van de avondmaaltijd bij de begrafenis van deze creatieve, en drankzuchtige vrouw. Voor deze avond is ook een bekende acteur van het Burgtheater uitgenodigd, die na middennacht zal aanschuiven omdat hij eerst een uitvoering heeft van een stuk van Ibsen.
De ik-figuur walgt van het gezelschap, van hoe zij zich overdag gedroegen bij de begrafenis en hoe zij met elkaar praten, hoe zij dronken worden en vol verwachting uitkijken naar de Burgacteur. Zijn manier van denken is manisch, met veel herhaling. Veel zinnen eindigen met, “dacht ik in de oorfauteuil.” Bernhard schrijft meeslepend en heeft weinig stof nodig. Hij laat de verteller eindeloos kauwen op een paar gebeurtenissen. Hij denkt terug aan Joanna - haar man was een talentvol kunstenaar, die haar op een dag verliet - en schetst een leven dat in verdriet eindigde. Het is niet zo dat dit personage en andere personages in de roman gaan leven, dat de karakters zo sterk worden uitgebeeld of iets dergelijks. Bernhard beschrijft eigenlijk de leegheid van het leven zelf aan de hand van zijn personages. Hij spiegelt zich ook in de personages, bijvoorbeeld in het echtpaar Auersberger. Hij veracht de twee ten zeerste, maar tegelijkertijd zijn het kunstliefhebbers waar hij zich dertig jaar geleden aan optrok en waar hij wekelijks over de vloer kwam.
De manier van schrijven van Bernhard is prachtig, maar soms wat vermoeiend. Houthakken is voor mij geen boek dat je in twee dagen uitleest. Zijn manische verteltrant werkt het best in verhalen en novellen. De romans van Bernhard vind ik daarom vaak te lang, maar voor Houthakken geldt dit niet. Tot het einde bleef het gezeur vanuit de oorfauteuil aantrekkelijk. De verteller verlaat voor het diner dat ver na twaalf uur aanvangt zijn geliefde zetel om aan tafel de gesprekken tussen de Burgacteur, de dronken gastheer en anderen van dichtbij te volgen. De heer Auersberger lijkt zich uitstekend te vermaken en voelt zich het bewonderde middelpunt van de avond. “Zij, de Auersbergersen, geloven altijd dat zijzelf door de mensen bewonderd worden, terwijl de mensen die naar hen toe komen, in feite alleen hun meubels en hun andere kunstvoorwerpen bewonderen en de geraffineerde wijze waarop de Auersbergersen hun meubels en andere kunstvoorwerpen in hun huizen hebben opgesteld.”
Tot slot een wat langer citaat om de stijl van Bernhard te tonen in een stuk waar verachting en zelfverachting samen komen. Aan het eind van het verhaal geeft hij de gastvrouw een kus op haar voorhoofd, waar hij meteen spijt van heeft, “dat haar zogenaamde kunstzinnige avondmaal mij een genoegen zou zijn geweest, terwijl ik het toch niets minder dan afstotelijk had gevonden. Om ons uit een noodsituatie te redden, denk ik, zijn we zelf net zo leugenachtig als degenen die we deze leugenachtigheid voortdurend verwijten en die we om die reden alsmaar door het slijk halen en verachten, dat is de waarheid; we zijn al met al geen haar beter dan deze lieden, die we voortdurend alleen maar als onuitstaanbare en walgelijke lieden beschouwen, als afstotende mensen, met wie we zo weinig mogelijk te maken willen hebben, terwijl we toch, als we eerlijk zijn, voortdurend met ze te maken hebben en net zo zijn als zij.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten