Tijdens het
schrijven van de dikke roman Max, Mischa & het Tet-offensief had Johan
Harstad er behoefte aan zich af en toe te ontspannen. Dat deed hij, althans dat
beweerde hij, door het schrijven van korte detective-parodieën met
privédetective Heterdaad in de hoofdrol. Deze stukjes zijn gebundeld als de
verzamelde werken van Frode Brandeggen. De annotaties door Bruno Aigner beslaan
een groot deel van het boek.
De opzet
van dit vrolijke boek is goed gekozen. Maar halverwege was de grap wel
uitgemolken. De romans beslaan een paar pagina’s. Heterdaad is altijd op tijd
op de plaats van misdrijf. Hij betrapt de dader, spreekt hem bestraffend toe,
waarna deze zich gedwee laat afvoeren. In de voetnoten wordt de stijl van
Brandeggen geprezen om de directheid. Andere misdaadromans beslaan soms
honderden bladzijden. Dit is te wijten aan het gegeven ”dat de detective de tijd
van de lezer mag verspillen door niet goed om zich heen te kijken en sporen en
aanwijzingen niet snel genoeg te herkennen.” Heterdaad lost de zaak op voordat
de lezer tijd krijgt zich te vervelen. Of zoals Brandeggen het zelf schreef:
“Crime fiction for the gentleman who loves crime novels, but hates reading.”
Harstad
voert de slapstick op. In één van de korte romans is Heterdaad zo snel ter
plekke dat de misdaad nog gepleegd moet worden. Hij laat de inbreker zijn gang
gaan, om hem vervolgens in te rekenen. Harstad voegt het nodige absurdisme toe aan
de romans. De dialogen zijn kort en soms vreemd. Heterdaad is altijd paraat,
maar houdt er niet van de telefoon op te nemen of de deur te openen, vooral
niet wanneer hij zijn handen laat weken in worstenwater.
In de noten
wordt elke opmerkelijke zin van commentaar voorzien. De annotator weidt pagina’s
uit over een bizar detail. Hij betrekt allerlei kunststromingen in zijn
analyses (het banalisme!) of gaat dieper in op het leven van Frode Brandeggen.
Halverwege het boek stelt hij zich aan de lezer voor. Hij is de voetnotenman en
geeft ons zijn levensverhaal.
Heterdaad lijkt nergens op de vorige boeken van Johan Harstad. Het is hier en daar geestig,
maar het boek gaat op den duur vervelen. De passage waar ik echt om moest
lachen bestaat uit de uitgebreide beschrijving van de jeugd van Frode
Brandeggen en dan vooral de typering van Frodes vader. De voetnotenman geeft
tientallen korte beschrijvingen van hem, die steeds gekker en wreder worden. De
man haatte alles en iedereen.
“Wanneer Brandeggens
vader zijn moeder sloeg, vroeg hij haar eerst altijd haar sieraden af te doen,
zodat hij niet het risico liep zich eraan te verwonden.”
“Brandeggens
vader zei ooit over Pol Pot dat de man in elk geval een doorzetter was.”
“Brandeggens
vader sprak zijn teleurstelling uit over het feit dat hij er nooit van
beschuldigd was de Unabomber te zijn. Dat had ik best kunnen zijn, als ik de
kans maar had gekregen.”
Enzovoorts.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten