Alexander
von Humboldt (1769-1859) was een bijzondere man en de grootste wetenschapper
van zijn tijd. Andrea Wulf heeft een prachtig boek over hem geschreven. ‘De
uitvinder van de natuur’ is een biografie, maar het geeft ook een beeld van de
stand van wetenschap in zijn tijd. Bovendien besteedt zij veel aandacht aan de
invloed die Von Humboldt had op zijn tijdgenoten en navolgers.
Alexander
kwam uit een aristocratische Pruisische familie. Zijn vader diende in het leger
en was kamerheer aan het Pruisische hof. Zijn moeder gaf Alexander en zijn twee
jaar oudere broer Wilhelm het beste qua opvoeding en opleiding, maar
genegenheid tonen kon zij niet. Het strenge onderwijsprogramma was voor beide
broers gelijk. Qua karakter verschilden de twee hemelsbreed. Wilhelm zocht
zekerheid en later een goede maatschappelijke positie. Alexander had op jonge
leeftijd al last van ‘Fernweh’. Hij voelde zich onverklaarbaar aangetrokken tot
het onbekende.
In zijn
jeugdjaren had Alexander al een enorme energie en werklust. Tot aan zijn dood
zou hij energiek blijven. In korte tijd rondde hij een opleiding tot
mijnbouwdeskundige af, een keuze van zijn moeder. Het voordeel was dat hij,
eenmaal benoemd tot mijninspecteur, veel kon reizen en overal onderzoek kon
doen. Zijn belangstelling was toen al zeer intens en breed. Hij schreef
handboeken over mijnbouw, maar publiceerde ook een werk over onderaardse flora.
Hij had interesse in botanica, zoölogie, scheikunde, geografie, enzovoorts.
Zijn belangstelling voor dierlijke elektriciteit, het galvanisme, leidde ertoe
dat het experimenten op zichzelf uitvoerde.
Door zijn
energie inspireerde hij anderen, en niet de minsten. Goethe schreef aan
Schiller dat door Von Humboldt zijn wetenschappelijke belangstelling uit een
winterslaap was gewekt. Goethe en Von Humboldt zouden elkaar later niet vaak
meer zien; wel hielden zij hun leven lang contact per brief. Von Humboldt
schreef sowieso onwaarschijnlijk grote hoeveelheden brieven.
Von
Humboldt wilde al heel lang de wereld verkennen. Toen zijn moeder overleden
was, gaf dat hem meer ruimte. In 1799 kreeg hij van het Spaanse hof
toestemming om samen met zijn vriend en mede-onderzoeker Bonpland naar
Zuid-Amerika af te reizen. In vijf jaar tijd verzamelden zij een ongelooflijke
hoeveelheid materiaal: niet alleen planten en dieren, maar vooral waarnemingen. Zij hadden veel meetapparatuur meegenomen en maten alles wat zij zagen:
temperatuur, de stand van de sterren en hoogte van de bergen die zij onverschrokken beklommen. Zij trokken door woestijnen, voeren een eindeloze rivier
af en Von Humboldt klom op elke werkende of niet werkende vulkaan.
Von
Humboldt was uitermate taai en nergens bang voor. Bij het overtrekken van de
Andes waren zijn schoenen al na een paar dagen aan flarden gescheurd vanwege de
bamboescheuten. Blootsvoets ging hij verder. In het hooggebergte viel hij
regelmatig bijna flauw door zuurstofgebrek, ook op richels waar je nauwelijks kon
lopen. Later ontmoette hij de Amerikaanse president Jefferson, die hem erg
bewonderde. Wulf beschrijft deze avonturen zeer beeldend. Het boek leest hier
als een roman.
Von Humboldt
nam nooit een blad voor de mond. Slavernij keurde hij onder alle omstandigheden
af. Een boodschap die niet iedereen wilde horen. Zo legde hij ook een
rechtstreeks verband tussen de erbarmelijke omstandigheden in de lokale
landbouw en het kolonialisme. Aan het Spaanse hof waren ze hier niet blij mee.
Hij was evenzeer modern in zijn opvattingen over de natuur. Eeuwenlang was het
uitgangspunt in het Westerse denken hierover dat de natuur er voor de mens is.
Von Humboldt wees juist op de vernietigende invloed van de mens op de natuur.
Hij noemde zelfs klimaatverandering als gevolg hiervan.
Van
politiek heeft hij zich nooit wat aangetrokken. Wetenschappers vormden voor hem
een wereldwijde gemeenschap en kennis was er om te delen. Zijn broer nam het
hem kwalijk dat hij tijdens de Napoleontische oorlogen in Parijs bleef en
noemde hem zelfs een verrader. Parijs was echter het centrum van de wetenschap
in die tijd. Hier werkte hij onvermoeibaar aan de uitgaven van zijn boeken,
gebaseerd op de gegevens die hij tijdens zijn reis had verzameld.
Vanaf 1815 keerden
de reactionaire regimes in Europa terug. Van Humboldt verliet Parijs en vestigde
zich in Berlijn. Hij was toen een beroemdheid, een ster. Zijn colleges trokken altijd
veel publiek. Hij zorgde ook voor internationale samenwerking en kreeg het
bijvoorbeeld voor elkaar een reeks meetstations op te zetten om magnetisme en
weeromstandigheden te meten. Hij brak een lans om de invloed van de mens op het
klimaat internationaal en grootschalig te onderzoeken.
Op latere
leeftijd zijn vooral de reis door Rusland en zijn magnun opus ‘Kosmos’ van
belang. Hierin bracht hij veel van zijn ideeën samen in een overkoepelende
visie op de natuur. In een tijd dat de wetenschappen steeds meer zelfstandige
eilanden werden pleitte Von Humboldt juist voor een gedeelde kijk op de wereld
en het leven. Het boek werd meteen in vele talen vertaald, later volgde er meer
delen. Dit succes bracht Von Humboldt nog meer roem. Hij werd de grootste
geleerde sinds de zondvloed genoemd.
‘Kosmos’
vormde de inspiratiebron voor onder anderen Charles Darwin. Hij had het boek
altijd bij zich tijdens zijn reis met The Beagle. In de laatste hoofdstukken
bespreekt Wulf de invloed van Von Humboldt op een aantal navolgers, waaronder
Darwin. Zij gaat in op het leven en werk van Henry David Thoreau, George
Perkins Marsh, Ernst Haeckel (de uitvinder van het woord ecologie) en John
Muir. Het waren stuk voor stuk zeer belangrijke wetenschappers. Wat zij gemeen hadden is hun focus op natuurbescherming.
Dit is een
van eyeopeners van dit geweldige boek: het vroege besef bij deze mensen, Von
Humboldt voorop, dat de mens de natuur aan het vernietigen is. Verder zijn de
moderne ideeën van hem heel bijzonder voor zijn tijd. Puur op basis van
onderzoek, van feiten, liet hij de verderfelijkheid van eenvormige mega-landbouw
en van het grootschalig kappen van bomen zien. Als wetenschapper zag hij geen
onderscheid in menselijke rassen. De Europeanen waren niet superieur, hun
culturen en talen waren niet hoger dan die van buiten-Europese volken.
Daarnaast
is dit boek bijzonder levendig geschreven. Je waant je in de wereld van twee eeuwen terug, een wereld die open lag
voor ontdekkingen. Een wereld waarin voor grote wetenschappers veel te
ontdekken viel, zonder dat je de beperking had van een discipline waarin je
toevallig was opgeleid. Het lezen ervan maakt je nieuwsgierig en nostalgisch.
1 opmerking:
Wat een fijne recensie.
Op naar de boekwinkel!
Een reactie posten