De
gedichten van Marieke Lucas Rijneveld lees je bij voorkeur tweemaal achtereen:
de eerste maal om de woorden tot je door te laten dringen, de tweede maal om
het ritme van haar zinnen te volgen. En dan heb ik het nog niet over de beelden
die de woorden en zinnen oproepen. Een derde maal lezen is aan te raden.
Daarmee zijn de gedichten in ‘Fantoommerrie’ niet moeilijk. Ze zijn gevuld.
Na
‘Kalfsvlies’ is dit Rijnevelds tweede bundel. De nieuwe gedichten sluiten aan
bij haar eerdere, maar de toon is iets verlegd. Qua vormgeving, omvang van de
gedichten en ritme zijn de werken vergelijkbaar. ‘Kalfvlies’ concentreerde zich
sterk rond het thema de dood. De sfeer in ‘Fantoommerrie’ is lichter. Maar
onverbiddelijk bevind je je in de wereld van Rijneveld. Deze wereld is zowel kinderlijk
naïef en afgesloten, als macaber en wereldwijs, soms zelfs het aardse bestaan
overstijgend.
Het
kinderlijke zit in knuffelbeesten, de Rubiks Kubus en boterhammen met jam. De
geborgenheid beeldt zij uit met het gezin aan de keukentafel en een vaderfiguur
die veiligheid moet uitstralen. Hij vult het houthok bij en “wikkelt ons rond tienen
in onze glow-in-the-dark-lakens als wankele kalveren”. De aanwezigheid van
vader is ook bedreigend. Hij spreekt over God en zonde. Hij staat buiten haar
eigen wereld, waarin zij vaak in de wij-vorm schrijft.
“We
knijpen in elkaars neusschotje en onderzoeken de oorzaken van het
krijgen van
een loopneus, niet je hoofd in je nek maar op je borst maakt
dat je
breekbaar overkomt. We weten nog hoe we samen in bad zaten
en barbies
lieten verdrinken, zelfs na tien minuten bleven ze nog
glimlachen
en wij maar hopen dat we angst zouden zien op de bodem “
Die wereld
is er een van spelen met leeftijdgenoten: broertjes, zusjes, vriendjes. Zij gaan
op ontdekkingsreis en fantaseren erop los. Dit wordt prachtig verbeeldt in ‘De
schoolmelkdrinkers’, waarin een melkdrinkwedstrijd wordt beschreven. “Als
alcoholisten drinken we daarna op alle leugens, op het verlies, ‘melk voor elk
/ maar niemand die ons ziet!’ roepen we in koor en ballen onze vuisten uit
protest,” Buiten wordt er gehooid, terwijl zij naakt indiaantje spelen en
stiekem de Playboy lezen, “onze lichamen melktanks”.
In het
gedicht met de wonderlijke en wat beangstigende titel ‘De clown in wie we
opgroeiden’ treedt de onzekerheid van volwassen worden in. “We zijn bang nu de
clown in wie we opgroeiden / bij de oksels is gaan knellen, de vrolijkheid
uitgelachen nu er / koortsachtig aan het poppenhuis geknutseld wordt. Wat niet
/
meer te lijmen is stoppen we in een schoenendoos totdat we de / schoenendoos
weer nodig hebben voor schoenen of andere niet / lijmbare dingen: zelfs
scherven verliezen op den duur hun breek- / baarheid.”
De wereld
van Rijneveld kan ook heel concreet zijn: “En hoe die nacht het water kwam, wij
frisgewassen voor de radio in / de achterkamer, het huis leek ineens van
bordkarton gemaakt, alsof “. Deze eerste zinnen van het gedicht ‘Angsthazen
wegen zwaarder’ roepen een nostalgisch beeld op, ‘frisgewassen voor de radio’,
maar de dreiging is tastbaar. De dode koeien worden later vergeleken met
‘opgeblazen ballonen’, maar daarmee houden de vergelijkingen op en wordt de
watersnoodramp vrij letterlijk beschreven.
Niet
alle gedichten hebben de jeugdige blik. ‘Fantoommerrie bevat een grote
diversiteit. Mooi is de openingszin van ‘Een kwartet van eenzaamheid’: “Hersenvlies
is als krimpfolie waar met een vork luchtgaatjes in geprikt”. In het gedicht
koppelt zij subtiel iemands dood, waarschijnlijk zelfmoord, aan het bakken van
een cake en het spelen van een kwartetspel. Er is geen regelrecht verband, maar
de diverse beelden vallen over elkaar heen. Je krijgt er als lezer niet
volledig greep op, maar je blijft de zinnen overlezen.
De
bundel bevat enkele gedichten voor overleden dichters, zoals voor Wim Brands en
Joost Zwagerman. Het gedicht bij de dood van F. Starik is lief en ontroerend.
“De laatste twee zinnen luiden: “over dat vriendschap altijd van twee kanten
moet komen, en nu sta ik hier en ben / jij daar, je slakken dragen vandaag
speciaal voor jou hun bruine maatpakken.”
In
‘Fantoommerrie’ wemelt het van de dieren: fazanten, vlinders, koeien, schapen, woelmuizen
en lintwormen. De dieren worden door haar meestal letterlijk opgevoerd, maar de
fantoommerrie uit het titelgedicht is een rake verbeelding ‘Wanneer ze ontwaakt
ligt ze op haar / buik op haar matras als een kleed dat ooit een paard is
geweest.”
Rijneveld vergelijkt mensen met
dieren en weet dan zowel die mens als dat dier goed neer te zetten, zoals in ‘De
schemering van het geweten’: ”Wij zijn naaktslakken zegt het meisje, overal
waar we komen laten
/ we een spoor achter, niet om de weg terug te vinden maar
om onszelf / niet kwijt te raken, hebben ooit ons huis verloren toen we te
snel
/ wilden oversteken, tonen elkaar de kalkbulten op onze ruggen “
De bundel
‘Fantoommerrie’ is zeer rijk. Hierboven heb ik een aantal onderwerpen benoemd;
er is veel meer. Bij herlezing worden de gedichten alleen maar beter. Ik heb
mijzelf erin ondergedompeld en ben prettig verdwaald in de wereld van Marieke
Lucas Rijneveld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten