L.H. Wiener
is een van de weinige schrijvers waarvan alles wat hij publiceert het lezen waard is. ‘Fallen leaves’ bevat zo’n 550 pagina’s brieven van hem in
de periode 1966-2016. Wiener schreef veel brieven. In het
schrijfmachinetijdperk maakte hij kopieën van al de brieven die hij schreef.
Zijn archief is op orde. De hier gepubliceerde keuze is slechts een klein
gedeelte van het totaal aan Wiener-brieven.
Het boek
bevat vooral brieven aan vrienden, aan uitgeverijen en aan collega-schrijvers.
Soms maakt het niet zoveel uit aan wie hij schrijft. Brieven aan bijvoorbeeld
leerlingen – Wiener was dertig jaar leraar Engels op een Stedelijk Gymnasium in
Haarlem – lijken oefeningen voor latere verhalen. En ook van klachten aan
instanties maakt hij literaire meesterwerken. ‘Fallen leaves’ is ingedeeld in
vier perioden, die hij zelf inleidt. Veel brieven verduidelijkt hij met nuttig
commentaar. De lezer weet waar het over gaat.
In veel
brieven gaat het over schrijven en over zijn schrijverschap. Hij citeert een
paar maal zichzelf: “schrijven is zinloos, niet schrijven is nog zinlozer.” In
een vroege brief vertelt hij over zijn leraar Nederlands, die hij ooit vroeg
wat literatuur onderscheidt van niet-literatuur. De leraar kon er geen antwoord
op geven. “het is wel wat zeg, dat je kunt afstuderen in een wetenschap waarvan
je na het behalen van je titel nog niet in staat bent te zeggen wat die
wetenschap nu eigenlijk bestudeert.”
Wiener kan
niet anders dan schrijven. Het feit of een schrijver al dan niet gelezen wordt
staat los van de zin van het schrijverschap. Zeker in het begin van zijn
schrijversloopbaan werd Wiener weinig gelezen. Hij kon er zeker niet van leven
en bleef tot aan zijn pensionering voor de klas staan. Hij had een angst om
zijn rekeningen niet te kunnen betalen.
Hij vindt
zelf dat hij te weinig schrijft. Het gaat natuurlijk om de kwaliteit, niet om
de kwantiteit, maar hij had meer goed werk kunnen maken: “dat ik te veel
geëscapeerd ben in klaverjassen, toepen, schaken, bellen en borrelen.” Vooral
het koningswater houdt hem met grote regelmaat van het schrijven af. De term is
door hem bedacht. Hij had hem zelfs gereserveerd als titel voor een boek. Zijn
toenmalige uitgever Mai Spijkers gaf deze geweldige titel doodleuk weg aan een
andere auteur. De correspondentie hierover is schitterend en vol venijn.
Wiener
heeft meer conflicten met uitgevers gehad. In zijn boek ‘Herinneringen aan mijn
uitgevers’ staat het allemaal opgetekend. Zijn relatie met hen is samengevat:
“uitgevers zijn als vijanden, je kunt niet zonder ze.” Met zijn redacteuren van
uitgeverij Contact heeft hij overigens een uitstekend contact.
In zijn
boeken mengt Wiener vaak diverse verhaallagen door elkaar en speelt hij met
verschillende identiteiten: Victor van Gigch, Ezra Berger en L.H. Wiener. De
vraag naar wat ‘werkelijk gebeurt’ is dringt zich vanzelf op. Hoewel deze vraag
zinloos is weet hij er telkens weer een prachtig antwoord op te geven,
bijvoorbeeld in een brief aan Renate Rubenstein, waarin hij een toelichting
geeft op een verhaal. “Dat meisje heeft er echt gezeten; al kwam ze in
werkelijkheid niet naar me toe. Maar de werkelijkheid houdt zich zo zelden aan
wat er in feite plaatsvindt; daarom moeten wij de werkelijkheid zo af en toe
een klein beetje helpen.” Elders zegt hij het ook mooi. “ ‘Het is maar
literatuur’ gaat voor mij niet op. Wat ik opschrijf is waar, maar wat ik niet
opschrijf is nog veel erger.”
Erg mooi
zijn zijn brieven aan schrijvers die hij bewondert, met name Jeroen Brouwers en
A.L. Snijders. Om de eerste maakt hij zich soms zorgen, vooral wat zijn
gezondheid betreft. “Je bibberende handschrift baart me zorgen. Ik hoop nu maar
dat het hier een fikse kater betreft en geen Parkinson of een andere nutteloze
ziekte. Je bent nu in schrijversland aan de top gekomen, blijf daar zo lang
mogelijk. Doodgaan kan altijd nog wel.”
Samen met
A.L. Snijders brengt hij een bibliofiel boek uit, in kleine oplage. De
afstemming hierover verloopt in harmonie. Met A.L. Snijders heeft Wiener nooit
onenigheid gehad. Hij probeert een keer in zijn stijl een zkv (zeer kort
verhaal) te schrijven. Het gaat over zijn jeugd en het heeft een gevoelige
toon. Zijn moeder zei eens tegen hem: ’Jij pleegt later vast zelfmoord’. “Dat
vond ik geen aangename zin om te horen, temeer niet omdat ik in die tijd nogal
gehoorzaam was.”
Wiener schrijft
wel over dreigende ruzies. Met andere schrijvers ging het weleens mis in de
communicatie. Wiener gaf Louis Ferron zelfs keer een flinke klap in zijn
gezicht, weliswaar na het nuttige van de nodige alcohol. Achteraf vergoedde hij
ruimhartig de schade. Zij bleven daarna vrienden voor het leven.
‘Fallen
leaves’ is een boek dat iedere liefhebber van het werk van L.H. Wiener in huis
moet hebben. Zijn stijl is fantastisch. En zijn brieven geven ook inzicht in
hoe Wiener schrijft en hoe hij zijn werk ziet. Soms gaat hij uitgebreid in op
de opzet van een nieuwe roman, bijvoorbeeld over het spelen met de
verschillende tijden in een van zijn beste romans ‘In zee gaat niets verloren’.
Je kunt blijven
citeren uit dit prachtbrievenboek. Tot slot een paar zinnen over schaken.
“Winnen met schaken is niet alleen aan de dood ontsnappen, maar hem ook meteen
een fikse knal op zijn dikke drankneus geven, zodat het bloed eruit spat. Dat
heet in de psychiatrie sublimatie. Je tegenstander is nog steeds een goede
kennis, maar door hem in de schaakpan te hakken, tart je de dood. Is dat nu zo
moeilijk? En wat is het enige waar het in het leven om gaat? Juist: niet dood
gaan. De rest is bonus. Morgen meer.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten