Carel
Helder is een alleskunner. Hij is journalist, schrijft poëzie en organiseert
evenementen. Carel is directeur, barkeeper en programmeur van het
Torpedotheater, het kleinste theater van Amsterdam. Zijn lange CV bevat verder
beroepen als liftboy, voetbaltrainer en heftruckchauffeur. Ik ken Carel sinds
kort en kan slechts gissen naar het geheim van deze octopus. Wat ik zie is
bevlogenheid gekoppeld aan een nuchtere kijk op de wereld. Daarmee bereik je
gelukkig soms meer dan met geld en mooie praatjes.
‘CV’ bevat
een keuze uit het werk van Carel Helder. Het boek uit 2015 is uiterst fraai
vormgegeven door uitgeverij afdh. In het voorwoord noemt uitgever Paul Abels
dit het afwijkendste boek dat zij tot nu toe uitgaven. Het boek opent met een
stuk uit ‘j/m tijdschrift voor opvoeders’. Carel zoekt Darren Shan op in
Ierland, een wonderlijke snuiter. Hij is half-vampier en auteur van ‘De Grote
Freakshow’. Carel schrijft het stuk in de stijl van een twaalfjarige jongen. De
redactie van het tijdschrift vermeldde voor de zekerheid zijn werkelijke
leeftijd boven het stuk.
De kleine
Carel loopt Darren mis op het station. Bij het oversteken van een straat wordt
hij bijna aangereden. Auto’s rijden hier links. Dan ziet hij Darren Shan staan.
Hij draagt een geheimzinnige leren jas. Hij interviewt hem. Het resultaat
bestaat uit vier regels. De eerste zin luidt: Om schrijver te zijn moet je gaan
zitten en schrijven.” Volgens Darran was dit het zinnigste interview dat hij
ooit heeft gegeven.
Carel Helder
heeft een voorliefde voor werkmannen. Het stuk over de laatste werkdag van
Willem Jochems verscheen eerder in het Torpedo magazine. Willem is
ijzervlechter, net als zijn vader en grootvader. “Wat hij kan kunnen nog
veertig andere Nederlanders”. Hij stond
altijd vroeg op en had klussen in het hele land. Zijn laatste klus was
moeilijk, de Noord-Zuidlijn. Willem ging niet één keer met tegenzin naar zijn
werk. Zijn vrouw stond samen met hem op: “altijd. 41 jaar lang om zijn brood te
smeren. De ene keer snijworst, de andere hagelslag of knipvet met suiker.”
Het is een
ontroerend en liefdevol geschreven stuk. De foto’s zijn prachtig. Na zijn
pensioen heeft Willem meer tijd voor zijn 150 kleurkanaries. Hij staat nog
steeds om half vijf op: “nu zet hij koffie voor Maria. Om half acht roept hij
haar eruit.”
Vergelijkbaar
is het interview met een schapenslachter: ‘Het lam is vlees geworden’. De
handelingen beschrijft hij heel precies en beeldend. Het is afschuwelijk om te
lezen. Op een gruwelijk mooie foto heeft Adnan net zijn laarzen uitgetrokken.
Hij zit in een kleedkamer, tegeltjes op de vloer. Zijn werkdag zit erop. Hij
heeft ruim 550 schapen de keel door gesneden. “Het is beter dat iemand het doet
die het kan.”
Carel
Helder houdt van lijstjes en van quizzen. Zo stelde hij het beroepslexicon van
de criticus samen. Onder J.C: “Er is geen dag dat ik geen aanmerkingen op de
schepping heb. – J.C. Schagen.” Hij maakte een Olympische quiz voor de VARA. En
hij schreef intro’s voor de quiz ‘Per seconde wijzer’. Vraag Bibliotheken: “ De
Perzische grootvizier Abdul Kassem Ismael ging niet op reis zonder zijn
bibliotheek. Die bestond uit meer dan 100.000 boeken, vervoerd door 400
kamelen. Toch kostte het zijn bibliothecarissen weinig moeite een boek te
vinden: de kamelen liepen op alfabetische volgorde.”
Ik kan nog
wel even doorgaan met samenvatten of aanhalen van artikelen uit de bundel. Het
boek is rijk en afwisselend. Je moet het zelf lezen. Twee stukken wil ik nog
noemen. Voor de NRC schreef Carel Helder in 2002 over ‘De koning van de
deadline’. Het stuk handelt over Jan Kal, de dichter die een half jaar lang wekelijks
een sonnet schreef voor ‘Het Financieel Dagblad.
’s Avonds
zit Jan Kal in het café. Het gedicht moet de volgende ochtend klaar zijn. Hij
heeft het al in zijn hoofd. Jan fietst ’s nachts huiswaarts om het sonnet uit
te schrijven. Hij valt van de trap, een slagader springt open: een spuitertje.
Jan verbindt zich, gaat slapen en wordt ’s nachts wakker met een kussen vol
bloed. Toch schrijft hij het gedicht uit om het vervolgens naar de redactie te
brengen. De politie houdt hem aan en brengt hem naar het ‘Onze Lieve Vrouwe
Gasthuis’. Wanneer hij ontwaakt is het eerste wat hij denkt; het gedicht! Via
een zuster wordt er een koerier opgetrommeld. Helaas zit het gedicht onder het
bloed. Jan dicteert het uit zijn hoofd. Zoals elke week staat die avond het
sonnet van Jan Kal in de krant.
Als laatste
hoogtepunt uit ‘CV’ noem ik het interview met Martin Ros uit 2005, voor VARA TV
Magazine. Mooi is hoe Carel Helder op de achtergrond blijft. Zoals vaker zet
hij een persoon op een podium. Zelf blijft hij in de coulissen staan. Martin
Ros hoef je maar aan te zetten en er komt een oneindige woordenstroom op gang.
De kunst is om het op papier te kanaliseren. Daar is Carel goed in.
Martin Ros
praat over de poëzie, over Achterberg. “Wat een enorme dichter. Dat samengaan
van weemoed en verwachting, hè. Ongelooflijk. Nee, dat is voor mij…Ja, d’r zijn
nog wel meer dichters, maar dit vind ik een van de allergrootste. Marsman is
voor tot voor je achttiende jaar, hè. Dan wil je neuken en zo, dan wil je d’r
op, dat is Marsman, zo van die vrouwen, ’t is fantastisch. Maar dat gaat kapot,
dat gaat weg. Hij is geen dichter die het uithoudt, vind ik. Achterberg wel.
Die mogen ze voorlezen als ik lig te sterven. En dan muziek van Bach d’r bij.
Vindt u niet? Zo moet je dood gaan. Dat is niet slecht, nee. Dat is niet
slecht.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten