Tot voor
kort had ik nog nooit van Aravind Adiga gehoord. In Leeszaal West werd het boek
mij aangeraden door Jeroen. Ik nam het meteen mee naar huis. Aravind Adiga is
geboren in India. Hij studeerde in Sidney en woont nu in New York. ‘De Witte
Tijger is zijn debuutroman uit 2008, waar hij ‘Man Booker Prize’ mee won.
De Witte
Tijger is een van de namen van de hoofdpersoon. Hij groeide op in het Donker.
Dit is het deel van India waar halfbakken jongens als hij slechts drie jaar
naar school gaan, waar de leraar ligt te slapen nadat hij de uniformen voor de
scholieren heeft doorverkocht. Zijn moeder is heel ziek.
Op de eerste schooldag stelt hij zich voor als Munna, wat jongen betekent. Zijn
moeder had geen tijd hem een naam te geven.
Hij is nu
volwassen, zakenman in Bangalore en hoort op de radio dat de premier van China
zijn stad komt bezoeken. En, hij wil de waarheid over Bangalore weten! Om die
te kennen schrijft de Witte Tijger hem ’s nachts brieven waarin hij zijn
levensverhaal optekent. Wat de premier te horen zal krijgen is het verhaal van
het Licht. Hij vertelt het verhaal van het Donker.
De leraar
op school was corrupt. “Niemand nam dat de schoolmeester kwalijk. Je kunt niet
verwachten dat een man die op een mesthoop woont lekker ruikt. Iedereen in het
dorp wist dat hij in zijn positie hetzelfde gedaan had. Sommigen waren zelfs
trots op hem, omdat hij er zo handig mee weg kwam.”
Met veel
humor en relativeringsvermogen doet hij verslag van zijn jeugd, zijn familie,
zijn dorp en zijn zoektocht naar werk. Zijn familienaam is Halwai, wat
suikerbakker betekent. Dat is zijn kaste. Iedereen in het Donker kent zijn
bestemming. Hij krijgt dus altijd baantjes in de zoetigheid, zoals vloeren
dweilen in een theehuis. Maar hij vraagt zich wel af waarom zijn vader dan
riksjarijder was. “Tegenwoordig zijn er nog maar twee kasten: Mannen met Dikke
Buiken en Mannen met Dunne Buiken. En maar twee bestemmingen: eten of gegeten
worden.”
Het lukt
hem een rijbewijs te bemachtigen en een baantje te vinden als tweede chauffeur
bij een rijke zakenman, meneer Ashok. De fantastische belevenissen van de al
snel tot eerste chauffeur opgeklommen jongen vermengd Aravind Adiga met
observaties over het moderne India: chaos, armoede tegenover rijkdom, corruptie
en berusting in je lot.
De vrouw
van meneer Ashok wil eens een stukje rijden. Zij heeft lang in New York gewoond
en weet niet wat dat is, rijden in India. Een tegemoetkomende tractor rijdt op
de verkeerde weghelft, zonder het te merken. “Ik had het ook niet gemerkt.
Goed, ik neem aan dat je geacht wordt aan de linkerkant van de weg te rijden,
maar tot nu toe had ik niemand meegemaakt die zich druk maakte over die regel.”
De familie
verhuist naar Delhi, de trots van de republiek. Straten hebben niet altijd een naam.
De huizen hebben wel nummers en cijfers, maar vormen op geen enkele wijze een
logisch geheel. “Laat een chauffeur u de waarheid zeggen. De waarheid is dat
Delhi een krankzinnige stad is.”
Bij de
Witte Tijger begint het steeds meer te broeien. Zijn baas heeft zakelijke en
huwelijkse problemen. De verkiezingen pakken anders uit dan hij verwacht had: veel
investeringen/omkopingen waren tevergeefs. De chauffeur stuurt geen geld meer
naar huis. Hij vervreemdt meer en meer van zijn familie.
Aan het
begin van het boek lees je al dat hij geen chauffeur meer is, maar zakenman in
Bangalore. Hij heeft weten los te breken uit zijn kaste. Hij heeft nu een dikke
buik en heeft hier een prijs voor moeten betalen. Eerder in het boek legt hij uit
dat de grootste uitvinding van India de Hanenren is geweest. Iedereen in het
Donker zit op elkaar gepakt. En net als de bleke kippen zien zij hun
soortgenoten afgeslacht worden. Zij doen niets en blijven zitten. Een bediende
krijgt van zijn baas de opdracht een zak met geld ergens af te geven. Hij doet
het braaf en eigent zich het geld niet toe. Niet omdat Indiërs de eerlijkste
mensen ter wereld zijn, zoals de premier van China te horen zal krijgen. “Nee,
Het is omdat 99,9 procent van ons vastzit in de Hanenren, net als de arme
stakkers op de pluimveemarkt.”
Ik las ‘De
Witte Tijger’ achter elkaar uit. Het boek heeft spanning, humor, is soms
schrijnend en vies, maar laat op prachtige wijze de donkere kanten van India
zien. De Witte Tijger besluit zijn verhaal aan de premier van China dat zijn daden
het waard waren, “al was het maar een dag, een uur, een minuut, te weten wat
het betekent om geen bediende te zijn.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten