Kaspar Utz
is verzamelaar van Meissenporselein. Dat is waarvoor hij leeft. Hij woont in
Praag wanneer de verteller hem in 1967 opzoekt. Zijn kleine huis staat
volgepakt met porseleinen beeldjes. Huishoudster Marta brengt hem eten.
Utz is een
merkwaardige man. Bruce Chatwin beeldt hem in fasen uit. Het boek begint met
zijn begrafenis, die op 7 mei 1974 ’s morgens vroeg plaatsvindt. Naast zijn
vriend Orlik en Marta zijn er geen andere mensen op komen dagen. Het
afscheidsontbijt in Hotel Bristol nuttigen zij samen. Er was gerekend op
minstens tien mensen.
Bij het
bezoek in 1967 is Utz eerst wat afwerend. Voordat de verteller zijn huis en zijn
verzameling mag zien gaan zij forel eten. De vriend Orlik schuift aan, maar in
het communistische Praag is er niet elke dag forel voorhanden. In ieder geval
niet voor Utz en zijn bezoeker. Na het eten laat Utz hem de stad zien.
De
gesprekken gaan alle kanten op. De joodse achtergrond van Utz leidt naar de
geschiedenis van Rabijn Löw en de golemverhalen. Golems leven, maar zijn ook
dood, net als de porseleinen figuren. Utz vertelt over Frederik Willem van
Pruisen die een collectie echte reuzen bezat. Hij ruilde eens met Augustus van
Saksen een grote porseleinverzameling voor zeshonderd reuzen.
Dan gaat
het gesprek over het verzamelen van dwergen. Hij had namelijk ooit een man
ontmoet die handelde in dwergen. Utz reageert belangstellend: “En wat deden zij
met die dwergen? Die hielden ze gewoon, zei ik. Als ik me goed herinner, zette
de sjeik zijn lievelingsdwerg graag op zijn onderarm en zijn lievelingsvalk op
de onderarm van de dwerg. Verder niets? Dat zullen we nooit weten. U heeft
gelijk, zei Utz. Er zijn dingen die we nooit zullen weten. Of zouden willen
weten. En wat kost zo’n dwerg? Tegenwoordig? Wie zal het zeggen? Dwergen
verzamelen is altijd een dure hobby geweest.”
Er staan
meer van dit soort absurde dialogen in ‘Utz’. In al zijn kortheid, net 100
pagina’s, is het een fantastisch en rijk boekje. Het is goed geschreven en
bevat mooie anekdotes. Chatwin laat de psychologie van de verzamelaar zien en het bevat de levensgeschiedenis van
Utz.
Utz lukte
het zijn verzameling de oorlog door te loodsen. Een bombardement of een
volksverhuizing, overal liggen kansen om je verzameling uit te breiden. Als
kwart-jood wist hij door een opportunistische instelling te overleven. Ook
onder het communisme bleef zijn verzameling intact. “Hij gooide het met ze op
een akkoordje.”
Utz kreeg
toestemming om naar het Westen te reizen. Zijn doel was vluchten om met geld
van zijn Zwitserse bankrekening een nieuwe collectie op te bouwen. Kon hij zijn
porseleinen figuren achter laten? Hij aardde niet in Vichy. Hij ervoer de vrije
wereld als een angstaanjagende afgrond. Dus bleef hij wonen in Praag en kwam ieder
jaar terug naar Vichy om te kuren, als vakantie van het communisme. Zijn
Porzellankrankheit werd er niet minder om.
De collectie
hield hem gevangen en ruïneerde hem. Maar het was zijn enige houvast in dit
leven. Hij koesterde de figuren, zag ze bijna als levende wezens. “Porselein
was het tegengif voor verval.”
Na zijn
dood blijkt de collectie verdwenen. De verteller gaat op onderzoek uit, maar vindt
geen antwoorden. Marta was meer dan een huishoudster. En Utz was een grotere
rokkenjager dan hij voor mogelijk had gehouden. De rest van het verhaal is in
de mist van de geschiedenis verdwenen.
‘Utz’ was mijn
eerste kennismaking met Bruce Chatwin. Ik ga zeker meer van hem lezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten