Ik lees
graag schrijvers die een overzichtelijke wereld beschrijven, zoals Maarten ’t
Hart, Koos van Zomeren, A.L. Snijders en J.J. Voskuil. Zij trekken niet de
wereld over, storten zich niet in allerlei avonturen en houden afstand tot het
literaire milieu. Ik kan niet zeggen waarom, maar hun levens blijven mij
boeien. Ik wil alles van hen lezen. Herhaling is geen enkel bezwaar. Na het
lezen van ‘Jasper en zijn knecht’ voeg ik Gerbrand Bakker toe aan dit mooie
genre.
Waar komt
mijn liefde voor deze schrijvers vandaan? En waarin komen zij met elkaar
overeen? Hun taalgebruik is rustig. Zij laten zich niet afleiden door de
actualiteit. En de onderwerpen waarover zij schrijven liggen in hun achtertuin,
zoals de zoektocht naar hazelworm bij Koos van Zomeren of de gesprekken met
buren uit het gehucht in de Eifel waar Gerbrand Bakker woont.
Maar het
belangrijkste is wel hun openhartigheid. Schijnbaar zonder gêne praten de
schrijvers over zichzelf. Dit betekent niet dat hun seksleven geëxpliciteerd
hoeft te worden, wel dat zij in hun boeken hun drijfveren, wat hen echt
bezighoudt, zo eerlijk mogelijk delen met hun lezers en zich hierbij niet op de
borst kloppen.
Leuk is ook
dat het – op Voskuil na – hondenliefhebbers zijn. Jasper heet de hond van Gerbrand
Bakker. Hij is door iemand meegenomen uit Griekenland waar deze jachthond zijn
eten zelf bij elkaar scharrelde. Dit verklaart wellicht zijn tomeloze
vrijheidsdrang. Zodra Jasper de kans krijgt rent hij er als een haas vandoor.
Eerst maakt Bakker zich zorgen hierover, later wacht hij thuis tot Jasper
terugkeert.
Soms zit
hij onder de smurrie of poept hij de volgende dag iets uit wat duidt op een
avontuurlijke tocht. Wat Jasper heeft meegemaakt, daar kom je niet achter. Soms
wil hij ’s avonds geen stap meer verzetten en pist hij ’s nachts in huis. Het
is een rare hond met een eigen wil. Gerbrand Bakker is zijn knecht.
Dit dagboek
over het jaar 2015 draait niet alleen om Jasper. Bakker vertelt over zijn
dagelijkse leven in de Eifel. Het huis dat hij er enige jaren terug kocht ligt
in een dal. Tuin en huis vergen onderhoud. Met zijn buren voert hij hier
gesprekken over. Regelmatig verblijft hij in Amsterdam. Aangezien hij zelf geen
auto heeft is hij afhankelijk van anderen, zoals tuinmaat Han of een van zijn
broers, die hem hadden aangeraden het huis pas te kopen na het halen van een
rijbewijs.
“Ho even,
ik heb al dat vliegen, dat huis en die hond en ik ben depressief, nu even kalm
aan. Er is een grens aan wat een mens kan hebben.” De vliegangst belette hem
aanwezig te zijn bij boekpromoties en dergelijke. Eenmaal zou Bakker naar China
gaan, met de trein. Alles was geregeld. Hoe dichter de dag van vertrek naderde,
hoe meer hij in paniek raakte. Hij zag ervan af, tot ongenoegen van zijn
uitgeefster en zijn broer, die met hem terug zou reizen. Hij kon niet anders.
Later leert hij deze angst te overwinnen.
Zo loopt in
dit dagboek het ene onderwerp over in het andere. Bakker heeft interesse in de
vogels rond zijn huis. Hij geeft een uiteenzetting van vogelnamen in diverse
talen. De Duitse namen lijken vaak helemaal niet op de Nederlandse. De kerkuil
is in het Duits een ‘Schleiereule’, in het Engels een ‘barn owl‘. Hier is een
boek over te schrijven.
Bakker
mijmert over zijn schrijverschap. Wanneer een boek geschreven is staat hij er
los van. Hij is wel gevoelig voor kritiek, maar het boek heeft een eigen leven.
Hij heeft geen lust een roman te schrijven, maar soms denkt hij erover om de
lege uren te vullen met het schrijven van een roman, maar dan overvalt hem meteen
een lichte weerzin. Ondertussen doen zijn vertalingen het erg goed, vooral in
het Engelse taalgebied krijgt hij lovende recensies en wint hij prijzen.
De persoonlijk
verhalen over zijn jeugd en volwassenwording zijn aangrijpend en mooi. De
worsteling met depressies beschrijft hij eerlijk en open. Hij zoekt naar
oorzaken en verklaringen, analyseert zijn eigen gedrag.
Bakker
groeide op in Wieringenwaard, in de kop van Noord-Holland. Hij leefde op het
platteland. Met zijn vriendjes deed hij seksuele spelletjes. “Ik ging ervan uit
dat alle jongens homo waren. We deden aan seks en nooit waren daar meisjes
bij.” Zijn moeder betrapte hem eens en noemde hem een onwijzeling. Zijn ouders
zeiden over het algemeen niet veel. Toen hij wat ouder werd en het
grotemensenleven begon, werden relaties moeizaam. Er doken meisjes op. In
Schagen, de grote stad, was het vanzelfsprekende verdwenen.
Met
tussenpozen, waarin hij tuiniert en met Jasper wandelt, vertelt Bakker over
belangrijke episodes uit zijn leven. Hij was student, schaatser, tuinman en
speelde toneel. Terugkijkend ziet hij dat binnen de groepen mensen waar hij mee
omging hij sowieso veel toneel speelde. Hij wilde zich belangrijker voordoen
dan hij was, fantaseerde er soms op los en vroeg zich niet af of hij het leuk
vond wat er gebeurde. Hij liet zich door anderen leiden. Veel namen en personen
uit zijn jongere jaren zeggen hem nu niets meer.
Langzaamaan
begrijpt hij dat hij zich steeds vastbeet in iets om de depressies op afstand
te houden. Dit lukte hem niet altijd. Maar het schrijven van een boek is een
van de dingen om je in vast te bijten, net als een klushuis in de Eifel of een
overenthousiaste hond.
“Als ik er
zo eens bij stilsta, lijkt mijn hele leven wel een aaneenschakeling van doorheensleepperiodes.
Van het een naar het ander, van de hak op de tak, met de hakken over de sloot –
een sloot met ijsschotsen, niet een sloot met dik zwart ijs. Of is dat
misschien de normale gang van zaken? Geldt dat voor iedereen?”
In de loop
van het jaar loopt Jasper minder vaak keihard weg. Hij lijkt zich te hechten
aan zijn knecht. En hij legt nog steeds weleens een drol in huis, op het dure
kleed bijvoorbeeld. Is het verlatingsangst? Mankeert hij wat? Het gaat soms
echt niet goed met hem. Dan zwalkt hij door het huis en loopt met zijn kop
ergens keihard tegenaan. De dokter kan vooralsnog niets vinden.
‘Jasper en
zijn knecht’ is een prachtig en ontroerend boek voor mensen die van het genre
houden. Dat moeten er velen zijn. Zelf ga ik al het andere werk van Gerbrand
Bakker ook lezen.
Tot slot,
ik weet nu wat een schetser is. Het is een boerenberoep dat echt niet
meer bestaat. De schetser kwam langs als er een kalf geboren was. Hij schetste
op voorbedrukte tekeningen de kleuren van het kalf. Tegenwoordig krijgt een
kalf een stuk plastic in het oor.
2 opmerkingen:
In de paardenwereld bestaan schetsers nog wel. Als er een veulen geboren is, komt er iemand van het stamboek om de aftekeningen op papier te zetten. Tegenwoordig heet zo iemand een paspoortconsulent.
Ja, kan me daar volledig in vinden. Heb zelf een dertigtal boeken uit Privé domein die ik soms herlees.
Een reactie posten