Marek Hłasko
was in de jaren zestig een van de meest populaire schrijvers in Polen. Hij is
jong gestorven en werd de Oost-Europese James Dean genoemd. Over zijn leven
bestaan allerlei mythes en sterke verhalen, veelal door hem zelf de wereld in
gebracht.
Marek werd
geboren in 1934 in Warschau. Zijn ouders scheidden enkele jaren later. Al jong
was hij zeer opstandig. Hij was intelligent, vriendjes had hij weinig. De
oorlog drukte een enorm stempel op zijn persoonlijkheid en werk. Zijn biograaf tekende op uit zijn mond: "it is obvious to me that I am a product of war times,
starvation and terror; it is the reason for the intellectual poverty of my
short stories. Simply, I cannot think up a story that does not end in death,
catastrophe, suicide or imprisonment.”
Half jaren
50 begon hij met schrijven: artikelen, verhalen en toneelstukken. Zijn werk
werd verboden en hij verliet Polen. Hłasko woonde o.a. in Frankrijk, Duitsland
en Amerika (Roman Polanski steunde hem). Hij was een grootverbruiker van
alcohol en verbleef regelmatig in gevangenissen en psychiatrische inrichtingen.
In Amerika had hij een affaire met ene Betty, de vrouw van de schrijver van
Rebel without a course! Hij stierf in 1969 in Wiesbaden.
Er zijn in
het Nederlands (als ik het goed heb) vijf boeken van hem vertaald. Arnon
Grunberg gebruikte zijn voornaam voor het pseudoniem Marek van der Jagt. Grunberg
is een groot liefhebber van zijn werk, vooral het boek ‘Bekeerd in Jaffa’
maakte een onuitwisbare indruk op hem.
Het vreemde
is dat een boek met deze titel onvindbaar is. Het staat wel aangekondigd dat
het in 2015 in vertaling zal verschijnen. Niet zo gek dat het (nog) niet
verkoopt. Mythes de wereld in helpen heeft Grunberg zeker ook van Hłasko geleerd.
‘De tweede
hondedood’, vertaald door Gerard Rasch, vertoont veel Grunbergiaanse trekken.
Het verhaal is absurd. Het gaat over twee oplichters in Israël. Zij proberen
rijke vrouwen met een ingewikkeld spel te verleiden. Robert is de regisseur en
Shakespeare-liefhebber. Jacob bewerkt een vrouw en luistert naar de
aanwijzingen van Robert. De hond speelt een hoofdrol. Het doel is geld
verdienen.
Als lezer
begrijp je eerst helemaal niet waar het verhaal heengaat. Het zit vol met
zijsprongen en vreemde details. De dialogen zijn erg grappig. De twee mannen
komen allerlei rare types tegen, die slechts aangeduid worden als de
krachtpatser, de bandiet of de redder.
In een hotel
waar zij verblijven loopt een man met een bochel rond. Zoals iedereen weet
brengt je dag geluk als je ’s morgens als eerste de bochel aanraakt. De bochelaar
krijgt ervoor betaald. ’s Morgens zien Robert en Jacob daarom weleens twee
mensen in de gang vechten om de eerste te mogen zijn.
Het
oplichten zit in het bloed van de twee. Zij zijn niet wreed, maar kennen ook
geen medelijden. Ze doen gewoon hun werk, namelijk andere mensen van hun geld
afhelpen, of elkaar. “Als ik eindelijk weet hoe ik mijn compagnon kan tillen,
voel ik mij altijd in hogere sferen. Ik kom in een weldadige rustige stemming “
Tussen de
oplichterijen door krijg je meer te weten over hun levens. Vrij luchtig wordt
verteld over vechtpartijen, over het leven in de gevangenis of over de oorlog.
Dan weer staat er plotseling een zin als: “Het was allemaal angstwekkend en
niet te dragen. De wereld was een donkere, smerige steeg waar ik zou
rondsjokken zonder dat er een eind aan kwam.”
De
combinatie van een luchtige toon, soms pijnlijke gebeurtenissen en absurde
humor maken dit boek een meesterwerk. Ik kijk uit naar de vertaling van ‘Bekeerd
in Jaffa’.
Tot slot een
absurditeit. Op de eerste pagina treffen Jacob en Robert een lijk aan in de
taxi. Dit gegeven komt verder in het verhaal niet meer terug. Ik moest aan Gogol
denken, die iets dergelijks doet in Dode zielen.
De twee idolen
van Hłasko waren overigens Dostojewski en Humphrey Bogart.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten