zondag 9 november 2014

Marek Hlasko - de tweede hondedood



Marek Hłasko was in de jaren zestig een van de meest populaire schrijvers in Polen. Hij is jong gestorven en werd de Oost-Europese James Dean genoemd. Over zijn leven bestaan allerlei mythes en sterke verhalen, veelal door hem zelf de wereld in gebracht.


Marek werd geboren in 1934 in Warschau. Zijn ouders scheidden enkele jaren later. Al jong was hij zeer opstandig. Hij was intelligent, vriendjes had hij weinig. De oorlog drukte een enorm stempel op zijn persoonlijkheid en werk. Zijn biograaf tekende op uit zijn mond: "it is obvious to me that I am a product of war times, starvation and terror; it is the reason for the intellectual poverty of my short stories. Simply, I cannot think up a story that does not end in death, catastrophe, suicide or imprisonment.”

Half jaren 50 begon hij met schrijven: artikelen, verhalen en toneelstukken. Zijn werk werd verboden en hij verliet Polen. Hłasko woonde o.a. in Frankrijk, Duitsland en Amerika (Roman Polanski steunde hem). Hij was een grootverbruiker van alcohol en verbleef regelmatig in gevangenissen en psychiatrische inrichtingen. In Amerika had hij een affaire met ene Betty, de vrouw van de schrijver van Rebel without a course! Hij stierf in 1969 in Wiesbaden.

Er zijn in het Nederlands (als ik het goed heb) vijf boeken van hem vertaald. Arnon Grunberg gebruikte zijn voornaam voor het pseudoniem Marek van der Jagt. Grunberg is een groot liefhebber van zijn werk, vooral het boek ‘Bekeerd in Jaffa’ maakte een onuitwisbare indruk op hem.

Het vreemde is dat een boek met deze titel onvindbaar is. Het staat wel aangekondigd dat het in 2015 in vertaling zal verschijnen. Niet zo gek dat het (nog) niet verkoopt. Mythes de wereld in helpen heeft Grunberg zeker ook van Hłasko geleerd.

‘De tweede hondedood’, vertaald door Gerard Rasch, vertoont veel Grunbergiaanse trekken. Het verhaal is absurd. Het gaat over twee oplichters in Israël. Zij proberen rijke vrouwen met een ingewikkeld spel te verleiden. Robert is de regisseur en Shakespeare-liefhebber. Jacob bewerkt een vrouw en luistert naar de aanwijzingen van Robert. De hond speelt een hoofdrol. Het doel is geld verdienen.

Als lezer begrijp je eerst helemaal niet waar het verhaal heengaat. Het zit vol met zijsprongen en vreemde details. De dialogen zijn erg grappig. De twee mannen komen allerlei rare types tegen, die slechts aangeduid worden als de krachtpatser, de bandiet of de redder.

In een hotel waar zij verblijven loopt een man met een bochel rond. Zoals iedereen weet brengt je dag geluk als je ’s morgens als eerste de bochel aanraakt. De bochelaar krijgt ervoor betaald. ’s Morgens zien Robert en Jacob daarom weleens twee mensen in de gang vechten om de eerste te mogen zijn.

Het oplichten zit in het bloed van de twee. Zij zijn niet wreed, maar kennen ook geen medelijden. Ze doen gewoon hun werk, namelijk andere mensen van hun geld afhelpen, of elkaar. “Als ik eindelijk weet hoe ik mijn compagnon kan tillen, voel ik mij altijd in hogere sferen. Ik kom in een weldadige rustige stemming “

Tussen de oplichterijen door krijg je meer te weten over hun levens. Vrij luchtig wordt verteld over vechtpartijen, over het leven in de gevangenis of over de oorlog. Dan weer staat er plotseling een zin als: “Het was allemaal angstwekkend en niet te dragen. De wereld was een donkere, smerige steeg waar ik zou rondsjokken zonder dat er een eind aan kwam.”

De combinatie van een luchtige toon, soms pijnlijke gebeurtenissen en absurde humor maken dit boek een meesterwerk. Ik kijk uit naar de vertaling van ‘Bekeerd in Jaffa’.

Tot slot een absurditeit. Op de eerste pagina treffen Jacob en Robert een lijk aan in de taxi. Dit gegeven komt verder in het verhaal niet meer terug. Ik moest aan Gogol denken, die iets dergelijks doet in Dode zielen.

De twee idolen van Hłasko waren overigens Dostojewski en Humphrey Bogart.

Geen opmerkingen: