Louis Paul Boon is een groot schrijver. Zijn brieven –
althans deze bundeling ‘Brieven aan literaire vrienden’ – zijn niet heel
bijzonder.
Opgenomen zijn brieven uit met name de periode 1942-1954
gericht aan collega’s (Hubert Lampo, Jan Walravens e.a.) en uitgevers als Angèle
Manteau en Bert Bakker. De meeste brieven gaan over het publiceren van werk van Boon in
tijdschriften of in boekvorm en over het gedonderd hieromheen. Geld, en vooral het
ontbreken ervan, is een terugkerend thema.
Boons literaire standpunten komen sporadisch voorbij. Hij
staat zelden stil bij de verder reikende gedachten achter een boek. Wel noemt hij
de maatschappelijk waarde van literatuur, maar wat deze precies inhoudt, lees
je niet: hooguit het opkomen voor armen en verdrukten in de samenleving.
Toch valt er zo nu en dan te citeren. De brieven aan Jan
Schepens zijn vaak wat levendiger en bevatten leuke Vlaamse uitdrukkingen. “Beste
Jan, onze correspondentie heeft elkaar gekruist, gelijk dat gewoonweg gaat in
het leven: als mensen naar elkaar toewillen dan ‘schaperen’ ze malkander.”
Schaperen is mislopen.
Als het tijdschrift de Zweep te weinig bijdragen van hem
opneemt is dat jammer, maar: “Er is zoveel dat jammer is. Bijvoorbeeld dat ik
nog niet een oude man ben, die wrokkig in de hoek kan gaan zitten, en door zijn
kinderen tegen de schenen wordt geschopt.”
Dat klagen van alle tijden is lees je als Boon het in 1949 heeft
over de malaise in het boekenvak. Het is nu niet anders.
De samensteller Jos Muyres geeft in het nawoord aan dat hij andere
brievenverzamelingen niet heeft opgenomen omdat zij vanuit literair oogpunt
volstrekt oninteressant waren. Hij beweert met andere woorden dat deze verzameling
wel interessant is. Ik betwijfel dat. Alleen voor de echte Boon-verzamelaar of
liefhebber is deze bundeling het begeren waard.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten