maandag 3 maart 2014

Heere Heeresma – Kaddish voor een buurt



Heere Heeresma is drie jaar na zijn dood nog niet vergeten! Ik wilde deze uitgave kopen, maar moest teleurgesteld naar huis. De vraag was zo groot dat de voorraad bij mijn boekhandel op was. Nu doet de titel van dit werk elke liefhebber opveren. ‘Kaddish voor een buurt’ is het boek der boeken van Heeresma. Hij kondigde het decennia terug al aan.


Het moest zijn meest persoonlijke boek worden over een uniek stuk Amsterdamse geschiedenis. En zou een ode aan zijn vader moeten worden. Hij bracht zelfs het gerucht in de wereld dat er een manuscript lag opgeborgen in een Parijse kluis.

De huidige uitgave is met deze verwachting misschien een slap aftreksel. De kern van het boek vormt de letterlijk tekst van vier radio-uitzendingen waarin Heeresma samen met Anton de Goede de buurt van zijn jeugd bezoekt. Vanzelfsprekend is er veel veranderd met de jaren van voor en tijdens de oorlog.

Kaddish betekent lofprijzing of een gebed ter nagedachtenis. De vader van Heeresma was bijbeldocent en had sterke interesse in de Joodse geschriften en cultuur. Hij was aangesloten bij de Hervormde kerk, maar het ging hem louter om de schrift, niet om de kerkelijke conventies.

De teksten worden vooraf gegaan door een briefwisseling tussen De Goede en Heeresma. Zij gaan over de duur, vorm en inhoud van de uitzendingen. Zij doen voor elkaar niet onder als het gaat om snedige opmerkingen en steken elkaar voortdurend de loef af. Er wordt ook over een vergoeding gecorrespondeerd. Heeresma wil niets weten van de belastingdienst: “Dit is mijn werk, daar de vergoeding en hier mijn jat.”

Beiden lopen door de buurt. Heeresma vertelt over de oorlog en over zijn vader. Prachtig is het bezoek aan de Willem de Zwijgerkerk. Heeresma ziet de gebrandschilderde ramen. Het was hier vroeger geheimzinnig, griezelig wanneer de dominee sprak. Het grote orgel wordt niet meer gebruikt. In plaats daarvan een klein orgeltjes dat eruit ziet als een betimmerde koelkast. Het is tragisch. Er is veel veranderd. Dan ziet Heeresma iets vreselijks: toiletten in de kerkzaal. Maar het ergste is… een rooms attribuut.

Heeresma moet net als zijn vader niets hebben van versiersels. Het gaat louter om de schrift. Kussentje in kerkbanken, voor de kinderen, bevallen hem evenmin. “Nou, dat was er vroeger niet bij hoor, gewoon kussentjes. Ben je betoeterd. Spijkers. Je zal het weten.”

De twee raken opgesloten op de binnenplaats, maar ze weten eruit te komen. “En dat komt door mijn brutaliteit, mijn natuurlijke brutaliteit. Dat ziet u maar weer. En charme natuurlijk, hè. En overtuigingskracht. Met gebalde vuisten eventueel.”

Dit zijn de leukere passages, waarin Heeresma op vrolijk arrogante wijze commentaar geeft en zichzelf een heldenrol toedicht. Daarnaast zijn deze herinneringen vooral tragisch en melancholisch. De joodse bevolking is bijna in zijn geheel afgevoerd uit de buurt.

Heeresma’s vader stierf ook tijdens de oorlog. Zijn moeder stond er alleen voor met drie kinderen en twee onderduikers in huis. Dat was niet eenvoudig.

Geen opmerkingen: