Robert Loesberg (1944-1990) was een Rotterdamse schrijver.
Zijn werk kenmerkt zich door woede en sarcastische humor. In de jaren zeventig publiceerde
hij twee boeken: Enige defecten en Een eigen auto. Het eerste boek is onlangs
heruitgegeven, zeker het lezen waard.
Loesberg was enige tijd redactielid van het Amsterdams
Propria Cures en kon zich hier literair flink uitleven. Dit boekje uit 1991 bevat
een selectie van zijn bijdragen aan PC. Ik heb het ooit gelezen maar had het
niet zelf in bezit. De oplage is beperkt, maar vorige week heb ik het weten te
bemachtigen via Marktplaats. In het voorwoord schrijven de samenstellers dat er weinig (ex-)redacteuren
zijn die zulke heftige reacties weten op te roepen als Loesberg. Hij wist veel
mensen vakkundig af te zeiken en was soms evenzeer arrogant als flauw. De haat
die hij bij mensen opriep, schreeuwde hij zelf ook uit. Hij koketteerde er mee:
“Ik besta voor 60% uit vocht. De rest is woede.”
Onder de wat langere teksten in deze bundel zijn er een paar
zeer de moeite waard. De korte besprekingen van en parodieën op andere
schrijvers zijn wat minder. Uitvoerig beschrijft hij als cultuurminnaar het bezoek aan
museum Boymans. Hij ergert zich kapot aan rennende kinderen en ander gespuis
en kan zich hier pagina’s lang prachtig over opwinden. “Kunst is er voor
een selecte groep van fijnproevers… beslist niet voor de arbeiders, de laagste
laag der bevolking.” Het mag duidelijk zijn dat hij zichzelf tot de elite
rekent. Sterker nog, hij behoort tot de Loesbergen, een geslacht van louter
reuzen.
Als Rotterdammer had Loesberg een mening over het gezellige Amsterdam die
hij niet voor zich hield. Vooral in de zomer vond hij het vreselijk in de
hoofdstad. In het stuk ‘ Werd het maar weer oorlog!’ prijst hij de naoorlogse
plannen voor de wederopbouw van de Rotterdamse binnenstad. Het idee erachter
was volgens hem de anti-gezelligheid. Loesberg wil hier natuurlijk vooral mensen
op de kast jagen met uitspraken als ‘het te weinig geprezen bombardement’ en ‘de
prachtige opruimingswerkzaamheden’. Hij is vooral blij met de winderigheid in
het nieuwe Rotterdam en de prachtige emotieloze rechte lijnen die de stedenbouwkundigen
op papier hebben gezet. “Weg met de gezelligheid want die smerige overbodigheid
is een zwakte.”
In een van zijn latere bijdrage laat Loesberg een andere
kant van zichzelf zien. Hij zit al een tijdje niet meer in de redactie van PC
en schrijft in 1982 vanuit de kliniek waar hij behandeld wordt. Hij kijkt terug
op zijn leven, schopt wat in het rond, maakt grappen over de doodstraf en zegt
geen dierenvriend te zijn. Later vertelt hij liefdevol hoe hij zich jarenlang
over een kat heeft ontfermd. Het is het decembernummer van PC. Loesberg wil de
pret niet te zeer bederven. ”Ik ben moe. Ik neem aan dat u nu voldoende woorden
hebt, waarde vrienden. Laat uw feestvreugde niet door zo een chagrijn
vergallen. Nu ik aan gal denk, denk ik aan de fles.” En Loesberg besluit zijn
bijdrage met een welgemeend Proost!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten