“Sterren komen. Sterren gaan. Alleen Elvis blijft bestaan.” Dit
zingt Luc de Vos van de Vlaamse band Gorki. En zo is het. Na lezing van dit
prachtboek van Edwin Wendt weet je weer hoe belangrijk Elvis geweest is voor de
popmuziek. De schrijver gaat niet zozeer in op het persoonlijke leven van The
King, inclusief alle ranzige details, maar richt zich op de muzikale
ontwikkeling van het fenomeen Elvis.
Natuurlijk ontbreekt een levensschets niet. Elvis werd
geboren in 1935 in Tupelo, Mississippi. Zijn ouders waren arm. Elvis was vooral
gehecht aan zijn moeder. Hij was geen opvallend kind. Wel had hij al vroeg
interesse in muziek. Edwin Wendt schrijft dat hij op 10 of 11-jarige leeftijd een
gitaar cadeau kreeg. Ik vroeg mij meteen af: van wie? Zijn ouders waren toch
echt te arm voor zo’n cadeau.
Edwin Wendt behandelt de muziek van Elvis chronologisch en
bespreekt vooral de betere platen met veel enthousiasme. In de eerste periode
laat hij Elvis zien als een vrij onschuldige jongeman. Over de bekende heupbeweging
zei Elvis zelf dat dit spontaan gebeurde en dat het heupwiegen zeker geen
bewust seksuele lading had. Later in zijn loopbaan zie je dat zijn ruigere kant
vaak hand in hand ging met het zingen van zoete liedjes en gospels. Voor zijn
imago was dit alleen maar gunstig. Ook de ouderen zagen in hem, bijvoorbeeld na
een televisieoptreden met Frank Sinatra, een nette jongeman.
Een andere tweedeling die Edwin Wendt benadrukt heeft te
maken met de kwaliteit van zijn nummers. In de jaren 60 speelde Elvis in een
hoop speelfilms, de vooral gedragen werden door zijn muziek, niet door zijn acteertalent.
Deze liedjes stelden, uitzonderingen daargelaten, niet veel voor. Elvis zelf liet
in 1964 weten dat hij walgde van de songs die hij voorgeschoteld kreeg. Toch
ging hij ermee door. Dit had alles te maken met zijn manager Colonel Tom Parker,
die vooral aandacht had voor commercieel succes.
Maar naast dit mindere werk dook Elvis regelmatig de studio in
voor hele mooie albums, zowel onder zijn eigen leiding als samen met
ervaren producers die het beste in hem boven brachten. From Elvis in Memphis
uit 1969 is een van deze hoogtepunten.
Opmerkelijk is dat deze afwisseling tussen slappe of slecht
uitgevoerde nummers, met waanzinnig goede uitvoeringen doorgaat tot het einde
van zijn leven. Zelfs in 1976 zong hij bijvoorbeeld nog een schitterende
uitvoering van Danny Boy, die volgens Edwin Wendt niet onder deed voor zijn oudere
werk en beslist geen toevalstreffer was.
Een klein mysterie blijft het waarom Elvis doorging met het
maken van rotzooi en waarom hij avond aan avond in Las Vegas hetzelfde repertoire
zong voor maar een deels geïnteresseerd publiek. Dit terwijl hij wist een groot
talent te hebben.
De verklaring ligt misschien in zijn persoonlijke leven. Als
kind van ouders uit de onderklasse had hij nooit geleerd goed voor zichzelf op
te komen. Daarbij speelt de trouw aan zijn vriendenclub van vroeger en met name
aan zijn manager een grote rol. Deze Colonel Tom Parker had een gokverslaving
en joeg er enorme bedragen doorheen. Pas na de dood van Elvis kwam uit dat zijn
echte naam Andries van Kuijck luidde en dat hij afkomstig was uit Breda. In
Amerika had hij geen paspoort, wat de reden was dat Elvis nooit buiten de V.S.
optrad. Een krankzinnig verhaal eigenlijk.
Een van de mooiere Elvis-nummers vind ik ‘An American
Trilogy’ geschreven door Mickey Newbury in 1971 (niet in 1972). Volgens Edwin Wendt
weet Elvis dit nummer echt leven in te blazen. Dit ben ik niet helemaal met hem
eens. Het origineel van Newbury klinkt ook fantastisch.
Aan het eind van het boek gaat Wendt in op de invloed van
Elvis in Nederland. Hij heeft hiervoor mensen als Leo Blokhuis, Bennie Jollink
en Cesar Zuiderwijk geïnterviewd. Algemeen is men van mening dat de invloed er
zeker was, maar vaak indirect. De dikke Elvis uit de laatste jaren van zijn carrière
is als icoon aan het verdwijnen. Vanwege de directe beschikbaarheid van al zijn
muziek zullen jonge luisteraars minder last hebben van dit icoon. Laten we het hopen.
In het laatste hoofdstuk wordt Bill Haley nog even vergeleken
met Elvis en weggezet als een wiskundeleraar die op het toneel staat. Een
beetje onterecht. Jaren voordat in 1963 het publiek de zaal afbrak bij een optreden
van de Stones, gingen de concerten van Bill Haley gepaard met chaos en
vechtpartijen. Het woord nozem is direct verbonden met Bill Haley. En zelfs de
film Rock around the clock veroorzaakte in 1956 in Rotterdam massale rellen.
Los van een paar van zulke kritiekpuntjes is ‘De erfenis van
een fenomeen’ een uitstekend boek voor de geïnteresseerde Elvis-leek. Ik ging althans
meteen zijn muziek draaien en dat zal toch de voornaamste inzet van dit boek
geweest zijn: de bewondering voor de muziek van Elvis overdragen. Edwin Wendt
is hier volledig in geslaagd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten