dinsdag 14 januari 2014

Nico Keuning – Een zeker onbehagen



Als liefhebber van het werk van Bob den Uyl  wilde ik deze biografie al eerder lezen. Onlangs kon ik  hem voor een prikje kopen. Bob den Uyl werd geboren in 1930 in Rotterdam-Noord. Nico Keuning besteedt weinig ruimte aan zijn kinderjaren. Het eerste hoofdstuk begint in 1945. Wel blikt hij in latere hoofdstuk terug op vooral de oorlogsjaren van Bob den Uyl.  Als kind ervoer hij de oorlog als de normale toestand. Dit gevoel is bij hem nooit helemaal weg gegaan.

Bob den Uyl had Duitse wortels, iets wat ik nog niet wist. De familie van zijn moeder kwam uit het Zuid-Duitse Wiesensteig. In 1937 bezocht hij het plaatsje, maar zijn moeder kon niet tegen de Hitler-sympathieën van haar familie. De kleine Bob kwam nog bijna te verdrinken in de dorpsfontein.

Na de oorlog was Den Uyl zoekende. Hij wist niet goed wat hij wilde met zijn leven. Hij werkte op een scheepvaartkantoor en verveelde zich. Vanaf zijn zestiende (in 1947) hield hij een aantal jaren een dagboek bij. In brieven leefde hij zich schrijvend uit. In de jaren vijftig rijpte langzaam het idee dat hij een schrijver zou kunnen worden.

Bob den Uyl had een vaste vriendenclub, keek veel films en ging naar feestjes, allemaal nog vrij onschuldig: “Op zondagavond was er vrij dansen op grammafoonmuziek. We kwamen voor de muziek, en voor de meiden.” Hij speelde in die tijd trombone en trad op met bandjes op schoolfeesten e.d. Hij was redelijke succesvol en nam een plaatje op. Hij speelde zelfs af en toe samen met Pieter van Vollenhoven.

De jazzscene waar Den Uyl toe behoorde was strikt gescheiden van die van de modern jazz waar bijvoorbeeld Hans Sleutelaar zich in bewoog. Bob den Uyl behoorde niet tot de avant garde. En een tijdschrift als Gard Sivik vond hij een lullig blad. Toch debuteerde hij hierin in 1960 met het verhaal ‘Een beeld van mijn drukke werkzaamheden.’ Naast zijn kantoorwerk hield hij zich in de avonduren steeds meer bezig met schrijven. Hij was inmiddels getrouwd en vader geworden van een zoon Hugo.

Nico Keuning beschrijft vanaf zijn debuut ‘Vogels kijken’ in 1963 chronologisch al zijn boeken en vaak de inhoud van de meeste verhalen. Den Uyl schreef naast verhalen ook beschouwingen en gedichten. Hij vertaalde heel veel en trachtte heel zijn leven die ene roman te schrijven.

Bob den Uyl noemde zichzelf geen typisch Rotterdams schrijver. Hij kende wel andere schrijvers uit Rotterdam en bewonderde het werk van Vaandrager. Vooral ‘De Reus van Rotterdam’ sprak hem aan. Hij interviewde hem naar aanleiding van dit boek. “De vormloosheid van de roman wordt naar de achtergrond gedrongen door de onderlinge samenhang van de teksten.”  Zo kon een roman er dus ook uit zien.

Eind jaren 50 vindt er een ingrijpende gebeurtenis plaats, die Nico Keuning ziet als een breuk in zijn leven. Bob den Uyl begon plotseling last te krijgen van een heel scala aan angsten: vliegangst, angst voor liften, claustrofobie, etc. Het zou begonnen zijn tijdens een spraakles om van zijn stotteren af te komen. Hij is toen maanden achtereen ziek geweest.

Maar eerder ging het niet altijd lekker met Den Uyl. Hij had een zwakke gezondheid, verzuimde veel van zijn werk en dronk veel, vooral sterke drank. Na de geboorte van zijn zoon bezocht hij zijn vriend Hans Verweij. “We hebben wat gedronken en toen ik wat brood pakte om wat te eten, begon Bob met een pakje boter mijn tapijt te plamuren. Daar was ik niet zo blij mee. Later op de avond zijn we naar het café gegaan en ontzettend dronken geworden. Aan het eind van de avond is Bob met barkruk en al achterover gelazerd.“ Zo ging het altijd op feestje of waar dan ook. Zonder borrel op trilde hij enorm.

Vanaf eind jaren zestig ging het literair steeds beter met hem. Hij zegde zijn baan op en werd fulltime schrijver. Later, in de jaren 70 en 80 schreef hij meer en meer in opdracht en herschreef ook veel artikelen om ze opnieuw aan te kunnen bieden. De oplagen van zijn verhalenbundels waren erg hoog. Reve was lovend over zijn werk, maar waarschuwt Den Uyl ook. Na lezing van het verhaal de bloedende trein stelde hij dat dit.. “vermoedelijk een prokopiese aankondiging is van een delirium. U moet de bakens verzetten en noch sterke drank, noch bier meer gebruiken: houdt U aan een matig gebruik van een redelijke kwaliteit rode wijn… Ja, onthouding is natuurlijk het beste, maar het z.g. “indammen” is ook al iets.”

Naast zijn drankgebruik en angsten zat zijn imago hem soms in de weg. De reisverhalen die hij schreef zijn geen reisverhalen in de normale zin. Den Uyl fantaseert er flink op los in zijn reisverhalen. Het reizen is vaak aanleiding voor beschouwingen en anekdotes. Over de plek waar hij heengaat komt de lezer zelden iets zinnigs te weten. Zo was het ook met fietsen. Altijd wilde men hem op een fietst laten poseren. Intussen fietste hij nauwelijks meer en wilde hij van het imago van fietsende schrijver af. Het dubbele is dat hij soms wel toezegde als hem werd gevraagd een fietsverhandeling te schrijven.

Het zuipen liep op latere leeftijd de spuigaten uit. Hij moest vaak dronken in een auto worden gehesen of viel bewusteloos neer op iemands bank. Een permanente jeneverlucht hing om hem heen. Hij kreeg moeite met schrijven.  Zijn uitgever Ary Langbroek bezocht hem in 1991 voor een nieuwe bundel. Hij trof hem aan in zijn werkkamertje : “Achter hem aan de muur hing een rekje met mapjes. Een gruwelijk treurige aanblik; het beeld van een gepensioneerd PTT’er. Op een van die mappen stond ‘onuitgegeven werk’. Uit die map heeft hij mij een stapel teksten meegegeven. Onthutst kwam ik er vandaan.” Niet lang daarna stierf Bob den Uyl.

De biografie van Keuning is voor de Bob den Uyl-lezer een mooie aanvulling op het werk. Vrijwel chronologisch behandelt hij zijn schrijverscarrière en schets hij zijn persoonlijke ontwikkeling. Hij knoopt bovendien werk en leven goed aan elkaar. Ik heb mij wel verbaasd over het ontbreken van een hoofdstuk over zijn jeugd. Daarnaast worden sommige anekdotes een paar maal herhaald, terwijl andere gebeurtenissen plotseling uit de lucht lijken te komen vallen. Het gaat bijvoorbeeld eindelijk uit met een jeugdvriendin, terwijl we niet eerder over haar lazen. Of zijn medicijngebruik wordt voor het eerst genoemd alsof de lezer allang hiervan wist. Ook literaire prijzen, zoals de Anna Blamanprijs in 1968, komen heel kort voorbij. Het lijkt dan net of de schrijver denkt dat hij deze zaken eerder uitvoerig heeft genoemd. Extra eindredactie was nodig geweest.

Ernstiger vind ik de lacunes als het gaat om zijn familieleven. De ouders krijgen alleen aandacht als het over zijn jeugd gaat. En vooral zijn vrouw en zoon lijken niet te bestaan. Ik zou heel graag willen lezen wat zijn vrouw van hem vond. Ondanks dat hij een heleboel prachtige verhalen heeft geschreven zal het niet eenvoudig geweest zijn om met Bob den Uyl samen te leven.

Geen opmerkingen: