maandag 20 januari 2014

Vladimir Nabokov – Ada


Na maanden is het mij gelukt om Ada uit te lezen. Zelfs een geduchte Nabokov-lezer als Rob Bats is hier slechts met moeite in geslaagd. Met wat rondvragen heb ik nog twee andere mensen gevonden die dit boek ook uitgelezen kregen. Is het daarmee een opgave? Niet helemaal. Alleen is Ada nogal een hermetisch boek. Er staan prachtige passage in, maar bij- en hoofdzaken lopen gierend door elkaar,  tijd en perspectief kunnen verspringen en het is soms onduidelijk wie de verteller is. Het taalgebruik is vrij apart: lange zinnen, onbegrijpelijke of verzonnen woorden, citaten in het Frans en Russisch en heel veel taalvondsten en –grappen. Voor een vertaler is het een onmogelijke opgave. Toch leest het Nederlands van René Kurpershoek, als je je hoofd erbij houdt, zeker niet kreupel. Online kon ik meelezen met het Engels, waarbij ik soms het spoor bijster raakte.


Ada is volgens mij het boek waar Nabokov het langs aan heeft gewerkt, op de vertaling van Poesjkins Jevgeni Onegin na. Aan de Franse vertaling van Ada heeft Nabokov zelf intensief meegewerkt. Ada is opgebouwd uit vijf delen. Het eerste deel beslaat de helft van het boek, elk volgend deel is telkens de helft kleiner dan het voorgaande.

Ada is de liefdesgeschiedenis van twee mensen: Ada en Van. Het verhaal begint met een stamboom en een korte schets van hun beide ouders, grootouders en verder terug. Vanaf de eerste pagina lijkt Ada een historische, waargebeurde vertelling. Maar wie is de verteller? Gedeeltelijk is dit Van, maar Ada heeft redactie gevoerd. Op  pagina 18 staat bijvoorbeeld tussen haakjes: Kanttekening in Ada Veens bejaarde hand. Er is echter ook een andere, alwetende verteller aan het woord.  En af en toe lijkt een heel team wetenschappers te willen achterhalen hoe en wat er precies is gebeurd: bijvoorbeeld: wat waren de precieze bewoordingen van een briefje?

In sommige hoofdstukken maakt de vertelling plaats voor uitvoerige beschrijvingen van scenes. Op afstand wordt een ontmoeting, een picknick, een landhuis geregistreerd. Van is dan een van de beschreven personen. Daarnaast wisselen dialogen, herinneringen en verhandelingen elkaar af in Ada. De plaatsen waar gebeurtenissen zich afspelen zijn ook lastig te duiden. Nabokov laat de gebeurtenissen afspelen in New York en andere wereldsteden, maar ook op niet bestaande plekken, in fantasielanden. De machtsverhoudingen tussen landen en de namen van landen in het Ada-universum is anders dan wij die kennen, maar wijkt ook weer niet zo erg af. Toch klopt het allemaal binnen het verhaal.

Ada en Van komen uit een zeer rijke familie. Zij zijn beiden mooi, hoogst intelligent en familie van elkaar. Daarom is hun liefde verboden. Volgens de stamboom zijn zij neef en nicht. Als kind heeft Van al de meest wilde fantasieën over zijn nichtje. En al op jonge leeftijd komt hun liefde tot consumptie. Nabokov schrijft hier zeer uitgebreid en openlijk over. Geen detail van met name het nymfje Ada wordt overgeslagen. Het boek lolita staat niet op zichzelf.

Het wordt verderop duidelijk dat de andere familieleden zich ook niet altijd aan het incesttaboe hielden. Het wordt  steeds erger. De twee gaan periodes intens met elkaar om, dan zien ze elkaar een tijdje niet om vervolgens weer hongerig in elkaar armen te vallen. Op later leeftijd komt de familie achter hun relatie, wat vreemd is want bijna iedereen moest er al van weten. Het schandaal is groter dan zij zelf vermoedden, Ada en Van zijn namelijk broer en zus.

Het boek Ada kent hele ingewikkelde passages, met verwijzingen naar  bestaande en niet-bestaande boeken en scenes waarin de twee geliefden een geheime taal spreken of discussiëren over de mogelijkheden van het scrabblespel in het Frans of Russisch. Petje af voor de vertaler.

Daarnaast komen er erg smakelijke verhalen en bizarre verwikkelingen voorbij, waarvan je je eerst afvraagt wat dit met het verhaal te maken heeft. Nabokov weet er echter altijd zo’n draai aan te geven dat het logisch lijkt te passen in de lijn van het boek. Erg knap.

Om een indruk te geven van het boek, ga ik niet de verhaallijnen uiteenzetten. Beter is het hem uitvoerig te citeren om iets van de stijl en de gekte van dit boek te ervaren. Ik doe dit uit het begin van hoofdstuk drie van deel twee, waarin Nabokov een beschrijving geeft van het ontstaan en de neergang van een bordelencomplex. Van was een regelmatige bezoeker.

Ik citeer uit http://www.ada.auckland.ac.nz/ . Het Nederlands is niet online te vinden en dit scheelt tikwerk.

In the spring of 1869, David van Veen, a wealthy architect of Flemish extraction (in no way related to the Veens of our rambling romance), escaped uninjured when the motorcar he was driving from Cannes to Calais blew a front tire on a frost-glazed road and tore into a parked furniture van; his daughter sitting beside him was instantly killed by a suitcase sailing into her from behind and breaking her neck. In his London studio her husband, an unbalanced, unsuccessful painter (ten years older than his father-in-law whom he envied and despised) shot himself upon receiving the news by cablegram from a village in Normandy called, dreadfully, Deuil.

The momentum of disaster lost none of its speed, for neither did Eric, a boy of fifteen, despite all the care and adoration which his grandfather surrounded him with, escape a freakish fate: a fate strangely similar to his mother's.

After being removed from Note to a small private school in Vaud Canton and then spending a consumptive summer in the Maritime Alps, he was sent to Ex-en-Valais, whose crystal air was supposed at the time to strengthen young lungs; instead of fracturing his skull. Among the boy's belongings David van Veen found a number of poems and the draft of an essay entitled "Villa Venus: an Organized Dream."

To put it bluntly, the boy had sought to solace his first sexual torments by imagining and detailing a project (derived from reading too many erotic works found in a furnished house his grandfather had bought near Vence from Count Tolstoy, a Russian or Pole): namely, a chain of palatial brothels that his inheritance would allow him to establish all over "both hemispheres of our callipygian globe." The little chap saw it as a kind of fashionable club, with branches, or, in his poetical phrase, "Floramors," in the vicinity of cities and spas. Membership was to be restricted to noblemen, "handsome and healthy," with an age limit of fifty (which must be praised as very broadminded on the poor kid's part), paying a yearly fee of 3650 guineas not counting the cost of bouquets, jewels and other gallant donations. Resident female physicians, good-look-ing and young ("of the American secretarial or dentist-assistant type"), would be there to check the intimate physical condi-
tion of "the caresser and the caressed" (another felicitous formula) as well as their own if "the need arose," One clause in the Rules of the Club seemed to indicate that Eric, though frenziedly heterosexual, had enjoyed some tender ersatz fumblings with schoolmates at Note (a notorious preparatory school in that respect): at least two of the maximum number of fifty inmates in the major floramors might be pretty boys, wearing frontlets and short smocks, not older than fourteen if fair, and not more than twelve if dark. However, in order to exclude a regular flow of "inveterate pederasts," boy love could be dabbled in by the jaded guest only between two sequences of three girls each, all possessed in the course of the same week—a somewhat comical, but not unshrewd, stipulation.

Aan het eind van het boek zijn Van en Ada oud geworden. Zij zijn weer samen: Ada’s man is overleden en Van is een bekend schrijver van boeken over psychologie. Deel vier van het boek Ada bestaat bijna geheel uit een filosofische verhandeling van Van over tijd en ruimte. In deel vijf schrijft hij zijn memoires, dus eigenlijk dit boek Ada, maar niet helemaal. Hij (Van of Nabokov) besluit de laatste twee pagina’s met een beschrijving van het boek Ada. Hij noemt het “een weidse verrukkelijk kroniek” en schrijft “Ondanks de complexe intrige en psychologische verwikkelingen heeft het verhaal een daverend tempo.” Dat heeft het zeker: 613 pagina’s dik. Blij dat ik het gelezen heb. Ada is een bijzonder boek.

Geen opmerkingen: