woensdag 27 februari 2019

Martijn Neggers – De mensen die achterbleven

Vorig jaar las ik het uiterst humoristische boek ‘Spoetnik’, over een mislukte leraar maatschappijleer die vanuit Amsterdam terecht komt in de meest deprimerende straat van Helmond. ‘De mensen die achterbleven’ is het debuut van Neggers uit 2016. Het is eveneens een zeer grappig boek.


Het verhaal speelt deels in de toekomst. De hoofdpersoon heet Martijn Neggers en is een bejaarde man. Hij is eenzaam. Zijn leven lang hield hij bij wie hij ontmoette, wanneer en hoe vaak. In dit archief dwaalt hij nu rond. Zo krijg je zijn levensverhaal te horen vanaf zijn kindertijd in een klein Brabants dorp. Het verhaal draait vooral om zijn vlucht uit het dorp, waar hij in een kantoorboekhandel werkte, naar de grote stad Tilburg. Hij hoopte hier een wild en rijk leven op te bouwen.

Het zal niet verbazen dat deze Martijn daar op geen enkele manier in slaagt. Hij werkt in café Weemoed. De klandizie bestaat uit mislukkelingen. Als Martijn vrij is zit hij aan de andere kant van de bar. Hij krijgt twee vrienden: André en Woef. De eerste is hoerenchauuffeur, de tweede zit voornamelijk in de kroeg te dromen over een beter leven. Zelfs het werk achter de bar is voor Martijn te hoog gegrepen: hij wordt ontslagen. Er volgen baantjes in de Efteling en als telefonist bij een online seksartikelenwinkel. Nergens vindt hij het geluk. Hij moet zijn huis uit en trekt bij André in.

De deprimerende verhalen zijn grappig en de opzet is goed. Eggers begint elk stukje met de naam van de persoon die hij ontmoet, dan of er een foto van gemaakt is en de datum van de eerste ontmoeting. Hij kan zo heel makkelijk zijpaden inslaan en gekke anekdotes in zijn roman stoppen. Hij breekt bijvoorbeeld in bij zijn buren Chris en Erica, na een ruzie over wie de grootste keuken heeft. ’s Avonds sluipt hij naar binnen en meet hun keuken op. Hij wint. Daarna aanschouwt hij het kleine huiselijke leed. Erica pakt haar linkertiet beet en heeft haar andere hand onder haar rok. Ze zegt: “Oh Chris, ik ben zo nat als een trekzeil.” Chris toont geen interesse.

Wanneer je veel van de anekdotes achter elkaar leest krijg je de indruk dat er geen normaal mens in Tilburg woont. Op de jaarmarkt treft hij Anja, die haar kabouters moet verkopen van haar man. “De kaboutertjes, daar leef ik voor.” Ze kunnen bewegen, hebben namen en zijn eigenlijk een soort kleine mensjes. Martijn koopt kaboutervrouwtje Sherry.

André en Martijn zitten aan de grond. André besluit dat zij de grens over moeten. Het verhaal deed mij hier meer en meer denken aan de Kessels-romans van Thomése. De twee belanden in een treurige animeerbar in Berlijn. Om de drankrekening te betalen mogen zij een paar klanten bedienen. Neggers beschrijft alle ranzigheid met veel plezier. Of het goed afloopt met de twee helden laat ik in het midden.


‘De mensen die achterbleven’ is vooral een grappig boek. Echt tragisch wordt het nergens, daar is het te slapstickachtig voor. Hier en daar struikelde ik over de wat krom geformuleerde zinnen, maar dat deed niets af aan het leesplezier. ‘Spoetnik’ vond ik wel iets beter geslaagd.

Geen opmerkingen: