Esther
Gerritsen is erg goed in het neerzetten van treurige en soms wat ergerlijke
personages. In Roxy is zij erin geslaagd een buitengewoon onaangenaam persoon
te creëren. De zevenentwintigjarige Roxy is schrijfster. Zij is getrouwd met de
wat oudere, geslaagde zakenman Arthur. Aan het begin van het verhaal krijgt zij
’s nachts bezoek van twee politieagenten die haar vertellen dat haar man is
omgekomen bij een auto-ongeluk. Een dag later wordt eraan toegevoegd dat hij
niet alleen in zijn stilstaande auto zat. Hij was samen met een meisje, dat
eveneens stierf. Zij waren beiden naakt.
Roxy zoekt
steun bij haar dochtertje Louise. Het kind begrijpt amper wat er is gebeurd. De
oppas Feike komt langs en Jane, de persoonlijk assistente van haar man, regelt het
een en ander. Roxy heeft geen vrienden en wil ook geen vrienden hebben. Haar
vader is vrachtwagenchauffeur en haar moeder is alcoholiste. Zij komen logeren
bij haar. Maar vooral Feike en Jane ontfermen zich over Roxy.
Het verhaal
draait om hoe Roxy omgaat met dit verlies. Wordt zij boos of verdrietig, zoekt
zij houvast? Het vreemde is dat haar gedrag ongrijpbaar is. Zij reageert zich
af, is impulsief, maar er lijkt geen lijn te zitten in haar gedachten. Al voor
haar man overleed was Roxy onstabiel. Zij trok zich terug in haar zolderkamer
en had weinig sociale contacten. Omgang met mensen was voor haar altijd
ingewikkeld. Aan het begin van het boek stellen de agenten haar enkele vragen.
Zij geeft antwoorden die niet kloppen. “Ook al kunnen we alle drie in deze
zelfde wereld ademen, het blijven vreemden en als vanzelfsprekend liegt zij tegen
vreemden.”
Later, na
de begrafenis, besluit zij op vakantie te gaan met Feike, Jane en haar dochter.
Zij leeft zich uit, wordt dronken en gaat met willekeurige mannen naar bed. Steeds
vraag je je af, waarom zij dit zichzelf aandoet. Anderen zijn vreemden voor
haar. Wanneer deze te dichtbij komen is haar enige reactie hen te verstoten.
Met haar twee begeleiders maakt zij ruzie, maar belangrijker is haar vreemde
houding, waarmee zij laat zien volkomen schijt aan ze te hebben.
Haar
dochter laat zij soms alleen achter of zij gaat er zonder meer vanuit dat Feike
alles oplost wat zij uit haar handen laat vallen. Alleen in haar slaapkamer
denkt zij aan Louise. “Eenmaal in bed vraagt zij zich af hoe ze haar dochter
zou moeten verlossen van zichzelf.”
In het loop
van het boek krijg je een steeds grotere hekel aan Roxy, vooral nadat zij
volstrekt zinloos een aantal schapen heeft vermoord door ze ’s nachts op hun
rug te leggen. Je hoopt dat zij het kind niks aan zal doen, maar je vreest het
ergste. Het is knap dat Gerritsen je zo laat meevoeren in de denkwereld van een
onaangenaam karakter. Ik was blij toen ik het boek uit had en mij niet meer
hoefde in te leven in Roxy.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten