Krankzinnigheid in al zijn verscheidenheid is een terugkerend thema in het werk van Vestdijk. Zijn personages worden vaak gedreven door obsessies; schuldgevoelens, jaloezie, verliefdheid, voyeurisme, bij Vestdijk wordt het altijd manisch, en zelden loopt het goed af. Geregeld krijgen zijn personages die geraakt worden door een bepaalde vorm van waanzin last van hallucinaties, zoals Olivier, de hoofdpersoon uit Een moderne Antonius; niet zelden zien zij dan duiveltjes. Eddie Wesseling is de zestienjarige hoofdpersoon uit De redding van Fré Bolderhey. Hij ziet al vroeg in de roman dingen die er niet zijn; zijn obsessie is zijn achterneef Fré, waarvan gezegd wordt dat hij ongeneeslijk krankzinnig is. Eddie wil hem redden en gaat zich steeds meer met zijn achterneef identificeren.
Aan het begin van de roman komt Eddie met zijn ouders aan in de grote stad, waar zij in de zomervakantie bij zijn grootmoeder gaan logeren. De stad heeft talloze grachten, er rijden trams en er is een dierentuin. Het is niet moeilijk om hier Amsterdam in te herkennen. ‘Eddie Wesseling en zijn vader, die niet in deze stad woonden, stonden achter het traliewerk van het balkonhekje als provincialen op een wereldtentoonstelling.’ Eddie ziet hier drie studenten, slechts gekleed in zwembroeken, de gracht inspringen om een stukje te zwemmen. Hij vindt het vreemd, zijn vader merkt niets op. De zwemmers keren later terug in de gedachten van Eddie en je kunt je afvragen of dit niet al een eerste zinsbegoocheling was. Later weet de vader de zwemmers zich namelijk niet te herinneren.
Het verhaal wordt bijna geheel vanuit Eddie verteld; de twee andere belangrijke personages zijn Fré, die nauwelijks handelend optreedt en Cecily, een meisje dat hij leert kennen, waarbij het de vraag is welke gebeurtenissen echt zijn en welke zich in het hoofd van Eddie afspelen. De vader, moeder en grootmoeder zijn bijfiguren. De laatste weet Vestdijk mooi te introduceren: ‘Zij was een grofgebouwde vrouw, zwart als zijn vader, maar om te zien veel goedhartiger, ondanks haar seksloze hardheid van een weduwe uit overtuiging.’ Met zijn vader heeft Eddie slechts oppervlakkig contact. De vervreemding was in deze vakantie toegenomen: ‘het eenvoudigste verhaal kon men niet vertellen, of afgronden van wanbegrip openden zich.’
Wanneer Eddie hoort dat het niet goed gaat met zijn achterneef, die hij slechts eenmaal heeft gezien, wordt hij een ware obsessie voor hem. Hij meent hem op straat te zien en relateert dingen die hij ziet aan gebeurtenissen die Fré zijn overkomen. Verschillende keren wordt hij bedreigd door een of meerdere paraplu’s en in de bibliotheek ontmoet hij Cecily, waar hij chaos, opstootjes en vechtpartijen meent te zien. Zijn nieuwe vriendin zegt dat zij aan zijn angstige gelaat zag dat hij hallucineerde en zoals zij het noemt lijdt aan een aantal complexen. De waanvoorstellingen van Eddie nemen steeds vreemdere vormen aan, vooral nadat hij zonder medeweten van zijn vader en moeder het ouderlijk huis van Fré bezoekt. In zijn kamer meent hij een belangrijk boodschap van hem te ontdekken. Vestdijk stapelt hier het ene bizarre tafereel op het volgende; het is wat overdadig, maar hij weet er ook humor in aan te brengen. De terugkerende paraplus zijn meer geestig dan eng en het benoemen van allerlei complexen is ook erg grappig: van het eenvoudige moedercomplex tot het complex om overal complexen in te zien. Overigens was een agressieve paraplu het enige concrete dat ik mij van deze roman kon herinneren; ik las hem denk ik veertig jaar geleden.
Daarbij blijft Eddie een ziek persoon, een slachtoffer dat zich maar vaag bewust is van zijn aandoening. In Een moderne Antonius is Olivier zich geregeld zeer bewust van zijn gekte en weet hij achteraf dat hij waanvoorstellingen heeft gezien. Bij Eddie is dit niet het geval. Anderen, zijn vader, een psychiater en zelfs Cecily hebben geen benul van de omvang van zijn waanvoorstellingen. Hoe realistisch deze beschrijving van een geesteszieke is kan ik niet beoordelen; Maarten ‘t Hart haalt twee psychiaters aan die hier heel verschillend over oordelen. Maar ik vind het zeker voorstelbaar dat een kleine aanleiding uit kan groeien tot een grote obsessie; de literaire kwaliteiten van Vestdijk overtuigen daarbij natuurlijk ook. Tot slot bevat deze roman weer twee terugkerende thema’s: kamermeisjes en afluisteren. Er komt een kamermeisje in voor waar Eddie, nogal onbeholpen, iets mee wil beginnen en hij komt iets cruciaals te weten over Fré door zijn ouders af te luisteren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten