De novelle
‘Verbrande Erven’ verscheen clandestien in 1944. De oplage was beperkt tot 525
exemplaren en het boekje verscheen met de fictieve auteursnaam Emile Mandeau op
het omslag. Na de oorlog is het verhaal uitgebracht in de verhalenbundel ‘Bij
gaslicht’. Later verscheen het in het verzameld werk van Bordewijk.
Deze
uitgave van het Bordewijk Genootschap is uit 2016. Het verhaal speelt zich af
in Schiedam. Bordewijk had hier meer dan veertig jaar zijn advocatenkantoor.
Hij voelde zich sterk verbonden met de stad. Het verhaal is eenvoudig. Neeltje
Zwart, een jong meisje, komt rond kerst een tijdje logeren bij haar familie in
Schiedam. Het nichtje is afkomstig van het platteland. Zij is een harde
werkster, maar is ook brutaal en nieuwsgierig.
De familie
bestaat uit een tobberige moeder, een reeks kinderen en een zwijgzame vader die
’s morgens in alle vroegte opstaat om te gaan werken in de stokerij. Neel neemt
al gauw de leiding over een aantal van haar nichtjes en trekt er met hen op
uit. Dit verhaal is een kapstok voor Bordewijk om zijn beschrijvingen van de
stad Schiedam aan op te hangen. Schiedam wordt als een spookachtig,
geheimzinnige stad neergezet. Het heeft nauwe stegen, boven de grachten hangt
nevel en rond de stokerijen heerst bedrijvigheid.
“Ze ging
den kant die haar het meest trok, waar de Erven zich vernauwden, waarheen ze
den avond te voren in de deur reeds verlangend had geblikt. En het was zeker
een verrassing, want onvoorziens stonden ze op een o zoo klein vierkant
gribuspleintje, en allerlei steegjes glipten weg.”
De vader
zegt niet veel. Dat ligt in de aard van de bevolking. Op zondag komt een vriend
uit Vlaardingen aangelopen. Zijn orthodoxie verbiedt hem om op zondag te reizen
met een voertuig. “Het dooit, was het eerste wat Baaij zei. Verder zweeg hij
voorloopig, kijkend naar zijn zwaar vetleeren schoeisel, ondoordringbaar voor
sneeuwwater. Het zwijgen was algemeen, verschijningsvorm van de redelooze
neerslachtigheid onder het volk der kuststreek, doch het was niet pijnlijk,
niet onbehaaglijk zelfs, het was geheel natuur. Baaij rookte en Pa Baas rookte
en geen van beiden had een oog voor Neeltje.”
Vader werkt
in de stokerijen, maar hoedt zich voor overmatig drankgebruik. De jenever heeft
veel van de inwoners van Schiedam in haar greep. De stad zelf heeft de
kenmerken van een jeneverdrinker. Bordewijk weet het prachtig te beschrijven. Neel
bekijkt de stad vanaf de grote kerk. Stadsomroeper en klokkenluider Nagtzaam
heeft haar in de toren uitgenodigd.
“Maar o,
wat een daakjes alom. Ze hielden nog sneeuw vast waar de zon niet komen kon,
verder zagen ze grauw of rood, in het hart der stad veel rood. Voortgeloopen
ontwaarde Neel de wijk van Drank-Schiedam, die lag daar in den vorm van een
geweldige zwarte zieke nier, het ving haast aan bij den torenvoet. De sneeuw
was er reeds weggedooid, ze hield er niet. Waar waren de Verbrande Erven? Ja,
dat was niet zoo gauw te bepalen, daar ergens, wees de man.”
‘Verbrande
Erven’ is een echt geheimzinnig Bordewijk-verhaal. Het boekje is mooi heruitgegeven.
Er zijn waarschijnlijk nog enkele exemplaren te bemachtigen via het Literair
Gezelschap Schiedam of via het Bordewijk Genootschap. Wanneer Neeltje vertrekt
is de moeder opgelucht. “Eén ding, zei Mensch. Dat kind? Nóóit meer.”
2 opmerkingen:
Hallo Alek,
Ik kwam toevallig op je site terecht in verband met mijn speurtocht (als oud-Schiedammer) naar de novelle "Verbrande Erven" van Bordewijk. Weet je of dit nog ergens te bestellen is?
Hoi, het beste kun je dan contact opnemen met de bibliotheken Schiedam.
Groet, Alek
Een reactie posten