zondag 17 februari 2019

Esther Gerritsen – De trooster


In deze roman uit 2018 slaagt Esther Gerritsen er wederom in je helemaal in de gedachtewereld van de hoofdpersoon te trekken. Jacob is conciërge in een klooster. Hij twijfelt niet aan God. Jacob is geboren met een dubbel gezicht. De ene helft staat recht, de andere helft staat scheef. Ooit woonde hij enige tijd met een vrouw samen. Zij verliet hem. De familie maakte zich zorgen om Jacob, maar hem deed de scheiding niet veel.

Jacob houdt ervan om op zichzelf te zijn. In het klooster is hij gelukkig met het schuren van deurposten. “Langgeleden heb ik gedacht: ik hou meer van mij dan dat anderen van mij houden. Ik verraste mezelf met die gedachte, ik zie mezelf niet als iemand die overloopt van eigenliefde.” Op een dag arriveert er een nieuwe gast, Henry Loman. Hij zet de wereld van Jacob op zijn kop.

Loman is een politicus die iets gedaan heeft waarvoor hij dreigt te moeten aftreden. In het klooster duikt hij onder. De kloosterlingen kennen hem als bekende Nederlander en gedragen zich als zodanig naar hem toe. De onwereldse Jacob kent hem niet. Henry is het tegenovergestelde van Jacob: extravert, bot en goddeloos. De twee sluiten vriendschap.

Voor Jacob is vriendschap nieuw. Hij is altijd een buitenstaander geweest, zelfs in het klooster. Wanneer hij vroeger met buurkinderen vadertje-en-moedertje speelde, kreeg hij de rol van hond. Daar was hij volmaakt tevreden mee. De omgang met Henry verwart hem. Bij de eerste ontmoetingen zwijgt Jacob. Hij geeft aan dat hij slechts de conciërge is, voor geestelijke steun kan hij bij de kloosterlingen terecht. Henry voelt zich juist aangetrokken door de gesloten Jacob.

De ontwikkeling van hun vriendschap is voor Jacob een ingrijpende gebeurtenis. Hij stoot Henry van zich af, voelt zich dan weer tot hem aangetrokken of ontfermd zich over hem. Jacob voelt zich vaak ongemakkelijk bij Henry, die hem directe vragen stelt over het geloof of over zijn gezicht. Voor Henry is ongemak volledig onbekend. “Ik vermoedde ineens dat hij ongemak bij een ander niet eens zou herkennen.” De twee isoleren zich meer en meer van de kloosterlingen. Wanneer de (ex-)vrouw van Henry, met hun kind het klooster bezoekt, raakt Jacob nog meer in de war. Na een discussie over een eenvoudig klusje dat Jacob zou uitvoeren en steeds uitstelt denkt hij. “Ik keek onaangedaan toe hoe de mensen zich zorgen maakten, wist zeker dat zij in een waan leefden en ik in de waarheid.”

Minutieus werkt Gerritsen deze complexe vriendschap uit. Zij verwerkt er talloze verwijzingen in naar de bijbel en naar kerkelijke tradities. De veertien staties van de kruisweg worden letterlijk gevolgd in de tuin van het klooster. In het verhaal van hun vriendschap kun je de staties ook teruglezen. Over tradities, naar aanleiding van het verbranden van een pop, een heidens gebruik in het dorp, schrijft Gerritsen. “Wat de mensen uit hun jeugd kennen, dat is de waarheid en dat is hun traditie. Veel verder gaat het niet.”

‘De Trooster’ zit vol met tegenstellingen: Jacob en Henry zijn twee tegengestelde persoonlijkheden, het wereldse en het goddelijke is een tegenstelling en het gezicht van Jacob laat twee verschillende kanten zien. Mooi is ook de zichtbare tegenstelling in duidelijkheid bij Henry en het vage bij Jacob. Henry’s trui is helblauw, wanneer hij in de tuin werkt schrobt hij de tegels helemaal kaal. Jacob stoort zich aan deze opgeruimdheid. Hij ziet het liever wat rommeliger.

Dit is de buitenkant. Van binnen is Jacob juist rechtlijnig. Hij zal nooit liegen en gelooft onvoorwaardelijk aan God. Bij Henry daarentegen is het geestelijk een chaos. Hij ging ooit eerder weg bij zijn vrouw, maar keerde net zo makkelijk weer terug. Hij gaat vreemd en neemt het met de waarheid niet zo nauw. Jacob probeert misschien daarom wel zo eerlijk mogelijk te zijn tegenover Henry. “Deze vriendschap kon geen enkele schijn verdragen.”

Door deze dubbelzinnigheden in hun vriendschap en het heldere, krachtige taalgebruik van Esther Gerritsen blijft het verhaal tot het einde toe boeien. Tijdens het lezen vroeg mij meer en meer af wie de trooster is. Voor Jacob is dit in de eerste plaats God, of de Heilige Geest, voor Henry is dit misschien zijn vrouw. Maar hoe verhouden de twee vrienden zich tot elkaar als het gaat om troost bieden? Dat is een van de dubbelzinnigheden die het boek zo aantrekkelijk maakt.

Geen opmerkingen: