De ‘Brieven’
van Willem Elsschot zijn verzameld en toegelicht door Vic van de Reijt. Deze
prachtuitgave is uit 1993 en bevat 1281 brieven en briefjes van en aan
vrienden, familie, uitgeverijen en bewonderaars.
Het gaat in
de brieven voor een groot deel over zakelijke onderwerpen rond het uitgeven van
zijn werk: de oplagen, vertalingen, rechten en het geld. Willem Elsschot - zijn
echte naam was Alfons de Ridder - was naast schrijver ook zakenman. Echte
zakenbrieven zijn in deze verzameling niet opgenomen, wel als het zijn
literaire werk raakt, zoals zijn werk om advertenties te werven voor de Snoecks almanakken.
Elsschot
krijgt veel brieven van jonge schrijvers die hem een manuscript sturen en hem
om advies vragen. Wanneer hij enthousiast is over een werk, dan geeft hij heel
precies aan wat hij goed vindt, vaak met citaten. Hij is soms kritisch en toont
dan zijn allergie voor overbodige woorden.
Het motto
boven de inleiding op de brieven luidt treffend: “Van twee nuances is er maar
één de juiste, en als ze alle twee juist zijn, is er maar één de mooiste. Die
moet men kiezen. Gewoonlijk is het de kortste.”
De bondige
stijl lees je op elke pagina, en Elsschot zeurt niet in zijn brieven. Voor hem
is stijl allesbepalend. Menno ter Braak begreep ‘Kaas’ en schreef er een mooi
stuk over. Elsschot is er blij mee: “niet zoozeer wegens den lof als wel omdat
uit die kritiek blijkt dat gij u de moeite gegeven hebt in Kaas door te dringen
tot op de wormen.” Ter Braak sloot zijn stuk af met: “Er is maar één Kaas en
Laarmans is zijn profeet.”
Jan
Greshoff is een andere vriend die zijn werk begreep. Hij bracht Elsschot ertoe
weer te gaan schrijven. Op 14-12-1933 meldt hij Greshoff bezig te zijn met een
nieuw boek. “ ’t Is een eenvoudige geschiedenis die optimistisch eindigt. Stel
je gerust. Met de stijl is alles in orde en de strekking is niet optimistisch,
want ik houd niet van strekkingen.”
Hij zag in
Greshoff een verwante geest: “de tragedie zit in ons zelf en voor de meeste
menschen zijn dingen, die wij tragisch opvatten, alledaags. En wat veel
menschen zeer tragisch vinden is het voor ons dikwijls in veel mindere mate.
Het komt er voor een schrijver slechts op aan zijn persoonlijk tragisch gevoel
(om het even waar het om gaat) zoo in woorden te brengen dat het kan overgaan
in de ziel van derden, althans voor derden die er bevattelijk voor zijn.”
In deze
periode (brief 59, 3-3-1933) heeft Elsschot al de helft van wat hij totaal aan
romans zou schrijven, geschreven. Jammer dat er over zijn eerste boeken zo
weinig in brieven terecht is gekomen. De latere correspondentie met
uitgeverijen gaat vaak over herdrukken, over kleine tekstuele aanpassingen en
over vertalingen. Graag zou je meer willen lezen over het schrijfproces bij
zijn eerste boeken zoals ‘Villa des Roses’.
Bij zijn
gedichten is soms het wordingsproces te volgen in zijn brieven. Na de
onthoofding van Marinus van der Lubbe schrijft Elsschot een fel gedicht
hierover. Hij kon ‘die ongehoorde schanddaad’ niet laten voorbij gaan zonder
erover te schrijven. Veel later (in 1947) zou Elsschot weer met een gedicht
reageren op een executie. Ditmaal van de collaborerende Vlaams-nationalist
August Borms. Het gedicht, waarvan in de brieven vele versie voorbijkomen, werd
hem niet in dank afgenomen. Het werd opgepikt in een Vlaams-nationalistisch
tijdschrift.
De reden om
dit gedicht te schrijven was ergernis over het doodschieten van een man van
bijna 70. Het was volgens Elsschot gebruik om mensen boven de 70 niet meer te
fusilleren. “Men liet hem nog een paar jaar leven in zijn cel en toen hij 70
ging worden werd hij plotseling gefusilleerd.” Elders schrijft hij dat hij een instinctmatige
afkeer heeft voor de overwinnaars.
De reacties
bleven niet uit. Hij werd minder uitgenodigd en waarschijnlijk ging er hierdoor
een prijs aan zijn neus voorbij. Eerder toonde hij zich politiek wat naïef. Over
de situatie in Duitsland schrijft hij weinig in de jaren 30, maar in oktober
1938: “Ik voorzie spoedig een betere toestand.”
De oorlog
komt sowieso nauwelijks in zijn brieven voor. Aan het begin van de oorlog in
Nederland schrijft hij aan Jan Nijlen over de dood van Ter Braak en Du Perron.
“De daad van ter Braak is een flink stuk en een logisch einde voor een logische
denker en filosoof zooals hij. Voor ons is het jammer.”
Vanwege de
oorlog en de papierschaarste levert het heruitgeven van zijn werk enige
problemen op, maar zijn boeken blijven gedrukt worden. De censuur in Nederland is
veel strenger dan België. En het invoeren van boeken is daarom soms een
probleem, vooral als er citaten van Jan Greshoff in staan, schrijft zijn
uitgever Angèle Manteau.
Toch krijgt
Elsschot juist in de oorlog wat meer bekendheid in Nederland. In 1939 schrijft
hij aan Daan Boens dat er van ‘Lijmen’ in Nederland geen 10 exemplaren zijn
doorgedrongen en dat de kritiek zweeg. Tijdens en na de oorlog zal dat
veranderen.
Een
belangrijke gebeurtenis in deze jaren is de jurering van ‘De Voorstad groeit’
van Louis Paul Boon. Het lezen van onuitgegeven manuscripten is voor Elsschot
een straf. Sowieso leest hij zelden een boek tot het einde uit. Het werk van
Boon maakt hem enthousiast, hij herkent een geestverwant.
De jonge
schrijver krijgt de Leo J. Krynprijs voor ‘De voorstad groeit’. Elsschot
schrijft het voorwoord voor dit prachtige debuut. De twee blijven contact
houden, bewonderen elkaar. Elsschot geeft hem adviezen over manuscripten. Boon
volgt ze soms op, maar vaak ook niet.
Metsiers,
het latere debuut van Hugo Claus, spreekt hem minder aan. “Het verhaal heeft
volgens mij generlei litteraire waarde en is zeker niet geschikt om in boekvorm
uitgegeven te worden. Het is gewild ordinair en zo rommelig dat men onmogelijk
uit de personages wijs kan.”
Eind jaren veertig heeft Elsschot financiële moeilijkheden en belastingperikelen. Veel wat
saaie brieven gaan hierover. Hij is bezig met de verkoop van het eigendomsrecht
van zijn boeken en vraagt zijn uitgever contracten te antidateren.
Hij
ontvangt vaak brieven van mensen die via hem werk gepubliceerd willen krijgen. Elsschot
gaat er op in als het werk hem aanstaat, maar is soms te vriendelijk. Hij
beseft ook langzaamaan dat men bij bijvoorbeeld het Nieuw Vlaams Tijdschrift,
waar hij op papier nog vele jaren redactielid van bleef, niet meer op zijn
oordeel zit te wachten.
Gelukkig
zijn er vrolijke gebeurtenissen om over te schrijven. Over een bezoek schrijft
hij aan Peter van Steen. “Ja, het zijn gezellige dagen geweest. Wat een mensch
aan drank en spijzen al niet verorberen kan zonder er dood aan te gaan.”
In de jaren
vijftig wordt Elsschot steeds meer erkend als groot schrijver, evenzeer in Nederland
als in Vlaanderen. Hij raakt bevriend met Simon Carmiggelt. Hij noemt zijn werk
zéér persoonlijk. Hij wordt door boekhandels uitgenodigd. Carmiggelt vergezeld
hem enkele malen bij zo’n uitstapje en houdt inleidingen op zijn werk.
Amsterdam viel hem in 1957 tegen. “Van Amsterdam heb ik niets begrepen, maar
Rotterdam vergeet ik niet licht. Daar was tenminste belangstelling.”
Elsschot is
soms wat melancholisch, maar weet met humor zaken te relativeren. Aan Walter Vaes
schrijft hij. “Ja, vriend, onze levenslijnen lopen al meer dan 50 jaar zo
parallel als de twee rails van een spoorlijn. Het zou mij niet verwonderen dat
zij eenzelfde dag op de buffer stoten die alles tot rust brengt. Spijtig genoeg
dat, in dat geval, geen van ons beiden zal kunnen weeklagen.”
De bijna
1000 brieven van Willem Elsschot en de bijna 300 tegenbrieven zijn onmisbaar
voor iedere Elsschot-liefhebber. Het is een flinke kluif om te lezen, niet
iedereen zal hiervoor het geduld kunnen opbrengen. En ook niet alle brieven
zijn even interessant. De eindeloze onderhandelingen over herdrukken en
betalingen kun je gerust overslaan. Interessant voor de beginnende
Elsschot-lezer zou een mooie uitgave met een selectie van zo’n 100 a 200
brieven zijn.
Tot slot
een citaat over wat Elsschot zo boeiend maakt, zijn schrijverschap. “Ik ben
tot schrijven gekomen door een onberedeneerde innerlijke drang. De taak van een
schrijver is zichzelf zo volledig mogelijk uit te spreken als hij durft en zo
helder, sierlijk en classiek als hij kan.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten