maandag 12 september 2016

Anton Valens - Vis


Na zijn thuiszorgboeken ‘Meester in hygiëne’ en 'Dweiloorlog’ en zijn reisverslag ‘Ik wilde naar de rand van Beijng’ verscheen van Anton Valens in 2009 ‘Vis’. In deze korte roman, of novelle, gaat een jongeman een weekje mee met een kennis om te werken op een viskotter. Het leven aan boord van de DH731 heeft niets romantisch.

De kapitein is Warmgeffer, de vader van de kennis. Het is een grote zwijgzame man. De jongeman, werkeloos en kunstenaar, komt uit een compleet andere omgeving. In het artistieke milieu valt hij ook wat uit de toon tussen alle modebewuste types, hier is het omgekeerd. Door zijn oude broek en trui heen zien ze hem onmiddellijk als niet behorend tot hun klasse.

“Het eerste wat me opviel was het totale gebrek aan decorum van de mensen om me heen. Hun uiterlijk leek ze werkelijk geen millimeter te kunnen schelen.” Zijn kennis Fred herkent hij nauwelijks in zijn werkoutfit.

Aan boord werken naast Fred en zijn vader Addie en Martin. Het werk in de Duitse bocht bestaat uit netten uitwerpen, twee uur wachten, vis binnenhalen en schoonmaken. Dan weer wachten tot de volgende ronde. En dit dag en nacht. Slapen en eten gebeurt tussendoor, zodat na een dag het besef van tijd langzaam verdwijnt.

De DH731 vist op platvis. Het strippen van de vis - opensnijden, ingewanden eruit halen -  wordt hem eenmaal kort uitgelegd door Addie. Het wekt eerst zijn weerzin op, later doet hij het op routine.

“Addie stripte vis, zoals men aardappels schilt. Hij legde weinig gevoel in zijn werk, viel me op. In onvoorstelbaar hoog tempo had hij al een hele berg schollen weggewerkt terwijl ik nog rondhanneste met mijn eerste springerige schar.”

Hij heeft naast korte gesprekjes met Fred nauwelijks contact met de anderen. Zwijgzaamheid is de voornaamste eigenschap van deze bemanning, ook tijdens het eten. Hij vraagt zich af wat Martin steeds in die machinekamer doet. Met zachte doeken de motor schoonhouden? “Misschien ook las hij in de verzamelde gedichten van Martinus Nijhoff.”

Bij Warmgeffer probeert hij te achterhalen waarom de netten op bepaalde plekken worden uitgegooid, en niet op andere. Is het ervaring, routine? Hij krijgt niets uit hem. “Je kunt wel eindeloos lopen nadenken, zoals jouw slag zou doen, over plek A, B of C, maar intussen wordt er niet gevist.”

Halverweg de roman viel het verhaal in de afgesloten ruimte van de kotter een beetje stil. Gelukkig weet Valens een nieuw element in te brengen in de vorm van een groot schip dat aan de horizon verschijnt. De inspectie die hieruit voortkomt doet de stemming aan boord veranderen. Er wordt nog meer gezwegen, een fataal incident volgt.

‘Vis’ is met veel humor, maar ook met medeleven voor de bemanningsleden op een viskotter, geschreven. Het werk is zwaar. Het is een totaal andere wereld voor de jonge kunstenaar. Hij zal nooit één van hen kunnen worden. 

Geen opmerkingen: