donderdag 24 december 2020

Albert Cossery – Grote dieven, kleine dieven


De Frans-Egyptische schrijver Albert Cossery (1913-2008) schreef maar een klein oeuvre: zeven romans, een verhalenbundel en een dichtbundel, waarmee hij debuteerde en die hij later verwierp. Zijn prozadebuut stamt uit 1941. Grote dieven, kleine dieven kwam uit in 1999 en is zijn laatste werk. De Nederlandse vertaling is van Mirjam de Veth, die in een prachtig nawoord vertelt over haar ontmoetingen met Cossery.


Cossery woonde in 1999 al meer dan vijftig jaar in een bescheiden Parijse hotelkamer. De inspiratie voor zijn verhalen haalde hij nog steeds uit het Egypte van zijn jeugd. Zijn boeken spelen altijd in een grote stad, waar je zonder meer Cairo in herkent. Zijn personages leven aan de onderkant van de samenleving, maar gaan er niet heel erg onder gebukt. Zijn werk - altijd van hoge kwaliteit - is vooral absurd. Door de humor heen lees je scherpe maatschappijkritiek. De grote dieven zijn de bankiers en de rijke eigenaren van verrotte wooncomplexen. Een van de kleine dieven is Oessama die het vak heeft geleerd van Nimr. Hij heeft ontdekt dat hij zich elegant moet kleden, zodat het lijkt alsof hij geld heeft, “in de stijl van de gepatenteerde oplichters van het volk.” Voor zijn klanten ziet hij er niet bedreigend uit. Hij kan zo ongemerkt hun zakken rollen.

 

“Iedereen weet dat arme mensen tot alles in staat zijn. Sinds onheuglijke tijden was dat de enige door de bezittende klassen aanvaarde en onderschreven filosofische stelregel. In Oessama’s ogen was die beledigende stelregel een grove leugen, want als arme mensen tot alles in staat waren, dan zouden ze rijk zijn, net als hun belasteraars. Waaruit voortvloeide dat arme mensen alleen arm bleven omdat ze niet konden stelen.”

 

Grote dieven, kleine dieven zit vol met dit soort grappige redeneringen. Een vriendinnetje van Oessama klaagt dat haar moeder krankzinnig aan het worden is. Zij vergeet bijvoorbeeld wat voor beroep Oessama heeft, bankier of dief. Hij antwoordt haar: “Luister, iemand die geen onderscheid maakt tussen een bankier en een dief kan onmogelijk als gek te boek staan. Dat is het enige criterium om iemands geestelijke gezondheid vast te stellen. Een ander is er niet.”

 

Het verhaal draait om een portefeuille die Oessama te pakken krijgt en waarin een brief zit van de broer van een minister aan de voormalige eigenaar van de portefeuille. Hierin wordt duidelijk dat de man, een projectontwikkelaar, schuldig is aan het instorten van een gammel nieuwbouwcomplex. Een stuk of vijftig bewoners kwamen hierbij om het leven. Oessama weet niet wat hij met de brief aan moet en hij raadpleegt Nimr, zijn leraar in het dievenvak. Nimr weet het ook niet. Zij besluiten de filosoof en journalist Karamalla in te schakelen. De man leeft in een familiegraf op de begraafplaats. Karamalla heeft zich vanwege zijn kritiek op de grote dieven hierheen moeten terugtrekken. Het is een plek waar meer verschoppelingen een onderkomen hebben gevonden. 

 

De filosoof vindt de brief buitengewoon grappig. Maar de groteske inhoud ervan bekendmaken zal volgens hem weinig effect hebben. “Want criminaliteit in de hoogste maatschappelijke kringen is een toegestaan verschijnsel in alle landen ter wereld.” Hij zint op iets origineels en vooral iets grappigs. Deze scène op de begraafplaats is meesterlijk, maar dat geldt ook voor de rest van het verhaal. Er zijn in het hele boek geen slechte of overbodige passages te vinden. De drie mannen zoeken contact met de projectontwikkelaar. Zij spreken elkaar op een klein terras in een van die ongure buurten van de stad. Het wordt een hilarische ontmoeting.

 

Je kunt goed citeren uit Grote dieven, kleine dieven. Voor hardop voorlezen is het boek ook erg geschikt. Tot slot een citaat over de voordelen van het wonen op een begraafplaats. Ten eerste hoeft Karamalla tot zijn genoegen niets te betalen aan een schurkachtige huisbaas. “Nadat hij jarenlang gescheiden was geweest van zijn ouders vond Karamalla het een plezier om terug te zijn in zijn familie, maar zonder de meningsverschillen en de botsingen die altijd ontstaan bij ieder samenzijn van levende wezens.”

Geen opmerkingen: