Włodzimierz Odojewski (1930-2016) is een grote naam in Polen. Hij heeft een uitgebreid oeuvre nagelaten. Hij schreef poëzie, romans, verhalen, toneel en non-fictie. Begin jaren zeventig ontvluchtte Odojewski Polen. Hij woonde in Frankrijk en later in Duitsland. Na de val van het communisme ging hij terug naar Polen. Een van zijn hoofdthema’s is vergankelijkheid. In veel van zijn werk speelt de geschiedenis van Polen een belangrijke rol.
Een aantal boeken van hem is vertaald, in o.a. het Frans, Duits en Spaans. ‘Een zomer in Venetië’ (2000) is het eerste in het Nederlands vertaalde werk van hem. De vertaling is van Charlotte Pothuizen. De korte roman speelt in 1939, tijdens de dreiging en het begin van de Tweede Wereldoorlog, wanneer Duitsland en de Sovjet-Unie Polen binnenvallen. De hoofdpersoon is Marek, een vroegwijs jongetje van negen jaar. Hij komt uit een goed milieu. Zijn ouders en andere familieleden bezoeken regelmatig Venetië. Eindelijk mag hij ook mee met zijn moeder naar deze droomstad.
Helaas gaat de reis niet door. In plaats daarvan gaat Marek uit logeren bij zijn tante Weronika. Hij begrijpt het niet. De stemming in de familie is bedrukt. Hij hoort allerlei geruchten die hij niet kan plaatsen. Bij zijn tante op het platteland is het vooralsnog idyllisch rustig. Het is zomer en het regent. ‘Hij had niet kunnen bevroeden dat het de laatste regen van die zomer was, dat de zon daarna dag in, dag uit genadeloos zou branden, gevolgd door al even hete, benauwde nachten die de gekwelde aarde geen verlichting brachten, en dat dat zou duren tot er tijden kwamen die in niets meer leken op wat hij kende en liefhad, en niets meer zou zijn zoals het was.”
Het verhaal wordt grotendeels vanuit Mareks kinderlijke perspectief verteld. Als lezer weet je al wat er gaande is en langzaam beseft ook Marek dat de wereld is veranderd. De woorden mobilisatie en oorlog hoort hij steeds vaker klinken in gespreken van volwassenen. In het huis van de tantes hebben zich verschillende familieleden verzameld. Marek ziet zijn broer uitgeput aankomen. Later komt zijn vader langs die aan het front heeft gevochten. Maar de volle omvang van wat oorlog betekent dringt pas tot hem door wanneer hij dichtbij de vliegtuigen ziet overkomen en het artilleriegeschut hoort. Hordes vluchtelingen trekken voorbij, terwijl soldaten juist de tegenovergestelde richting op lopen.
Het landgoed van zijn tante is het vooralsnog veilig; althans, de illusie van veiligheid wordt in stand gehouden. “Al het reële was daar, achter de schutting en de haag, en hier, op het landgoed van tante Weronika, was het als op het toneel…”
Op een dag ontdekt Marek dat de kelder langzaam vol water stroomt, een lek in de waterleiding. Maar het verhaal wordt anders verteld. Het is een bron met fris water, die een mogelijkheid schept om hier ooit een kuuroord te beginnen, een oude droom van een tante. Iedereen gaat mee in het verhaal. Tante Barbara maakt het verhaal nog mooier door de ondergelopen kelderruimtes om te bouwen tot een klein Venetië. De tobbe is een gondel, een omgekeerde tafel is het San Marcoplein. De meeste familieleden gaan mee in deze illusie. “Het is oorlog, we zouden eigenlijk moeten huilen. Maar we bezoeken Venetië.”
Uiteindelijk wordt de illusie verstoord, maar het blijkt ook hun redding. Hiermee stopt het verhaal. Dat is jammer. Deze novelle zou het begin kunnen zijn van een dikke roman. Allerlei elementen wijzen vooruit naar een mogelijk vervolg, zoals een droevige Joodse violist die komt musiceren in het zogenaamde Venetië. Alle oorlog en ellende speelt zich af op afstand. Je verwacht dat het geweld in volle omvang het dorp zal bereiken. Maar misschien is dat wel het mooie van dit verhaal, dat verwachtingen, verwachtingen blijven en dreigingen, dreigingen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten