Bill Bryson schrijft over tal van onderwerpen: taal, de geschiedenis van wetenschap, Engeland, Shakespeare en meer. Bekend zijn ook zijn vele reisboeken. Wanneer hij over geschiedenis schrijft doet hij dit vooral in de breedte. Je leest zowel over vorsten en vorstinnen, als over bedelaars en ‘chimney sweepers’. Het dagelijkse leven heeft zijn bijzondere interesse. Daarbij houdt hij van anekdotes en kan hij vlot en beeldend schrijven. Zijn boeken zijn dik, maar lezen snel weg.
At home heeft als ondertitel A history of private life. Aan de hand van de kamers in een huis schrijft hij over allerlei facetten van ons leven. Wanneer je naar de inhoudsopgave kijkt dan lijkt het een keurig geordend boek. Na een paar hoofdstukken lezen besef je dat de metafoor van een huis vooral is bedoeld is om zoveel mogelijk uiteenlopende onderwerpen ruimte te kunnen geven.
Bryson begint zijn verhaal met de Great Exhibition, Londen 1851. Het zou de eerste wereldtentoonstelling worden in een lange reeks. De tentoonstelling vond plaats in het Crystal Palace. Dit gedurfde gebouw, de architect was Joseph Paxton, was opgetrokken uit glas en gietijzer. Het was precies 1851 feet lang. Bryson beschrijft de voorgeschiedenis van de bouw als één groot avontuur. Het was een gok of deze constructie sowieso kon bestaan. Een dergelijk bouw was nooit eerder vertoond. De hoeveelheid glas en ijzer was ongehoord voor die tijd. En de korte tijd waarin de bouw werd gerealiseerd was wonderbaarlijk.
Bryson noemt graag cijfers en aantallen: bouwmaterialen, bezoekers, tentoongestelde artikelen, enzovoorts. Hij belicht de economische consequenties, beschrijft de arbeidsomstandigheden, strooit met weetjes en staat stil bij de persoon Paxton. Bij elkaar overtuigt hij de lezer van het miraculeuze en ongehoorde van het Crystal Palace en de tentoonstelling die erin plaatsvond. Deze manier van vertellen gebruikt hij in het hele boek. Hij laat zien hoe veranderingen, uitvindingen, nieuwe producten invloed hadden op ons dagelijkse leven, net zoals epidemieën en natuurrampen dat hadden. Hij beperkt zich hierbij voornamelijk tot de geschiedenis van Groot-Brittannië en Amerika.
De onderwerpen die Bryson behandelt zijn talloos. Even een korte opsomming van enkele: woongewoonten in de Oudheid, waar wij weinig vanaf weten, vorsten die rondtrokken, om economische redenen, de geschiedenis van deuren en ramen, het eten van zwanen, brandgevaar in theaters, de opkomst van de middenklasse, de uitvinding van zwarte en witte verf, pas in de negentiende eeuw, opereren zonder narcose, de ontdekking van vitaminen en opium uit India, een lucratieve handel, waarmee de Britten de Chinezen massaal verslaafd maakten.
Het leuke is dat Bryson weet te verbazen. Voor de achttiende eeuw waren meubels in Engeland eenvoudig en oncomfortabel. Eten deed men niet op een vaste plaats, maar gewoon zittend met hooguit een tafeltje bij je stoel. In de achttiende eeuw werden stoelen minder robuust. Er waren betere en mooiere stoffen beschikbaar. Meubels raakten eerder beschadigd of zaten na het eten onder de vlekken. Vandaar dat voor het nuttigen van maaltijden een aparte kamer werd ingericht, the dining room. Hij legt zo een grappig verband tussen twee ontwikkelingen. Iets waar ik nooit aan gedacht zou hebben.
Hieronder wil ik een aantal dingen die mij verrast hebben bij het lezen van At home presenteren in de vorm van een korte quiz. Graag eerst de vragen lezen en overdenken en dan pas de antwoorden raadplegen.
1. De Eiffeltoren werd bij de bouw in 1889 gezien als een modern gebouw, maar vanwege welke belangrijk kenmerk was het juist een ouderwets gebouw?
2. Wanneer je op het Engelse platteland een dorpskerk binnenstapt ligt het niveau vaak lager dan de omgeving rond het kerkje. Dit komt niet door verzakking van de kerk, maar waardoor wel?
3. Waarom kregen Engelse bedienden halverwege de negentiende eeuw een uniform te dragen?
4. Waar moest een chirurg voor de uitvinding van de anesthesie, dus voor de twintigste eeuw, vooral goed in zijn om een operatie voor de patiënt draaglijk te laten zijn?
5. Vrij vaak wordt het verhaal verteld dat deuren van Middeleeuwse woonhuizen laag zijn omdat de mensen toen kleiner waren dan nu. Bryson noemt nog een andere reden waarom deuren en ramen tot een paar eeuwen geleden vaak klein waren, welke?
6. Op de wereldtentoonstelling van 1876 in Philadelphia was er weinig belangstelling voor de uitvinding van de telefoon. De elektrische pen van Edison trok meer bekijks. Door welke toevoeging kon de telefoon een paar jaar later wel uitgroeien tot een belangrijk communicatiemiddel?
7. Waar komt het woord pyjama vandaan?
8. Wat is het verband tussen het instorten van de wijnproductie in Europa in de tweede helft van de negentiende eeuw en innovaties in stoomschepen?
9. Waarom was het in de negentiende eeuw onder de elite effectief om bij ziekte naar het platteland te verhuizen en je niet op te sluiten in de slaapkamer.
10.In de achttiende eeuw kwam onder de rijken, die een tuin bezaten het bouwen van zgn. follies in zwang. Dit zijn tuinhuizen die opzettelijk geen enkel nut hadden, behalve om er vanuit je raam naar de kunnen kijken. Vaak hadden ze bizarre vormen. De elite probeerde indruk op elkaar te maken met deze follies. Wat was hier een levend toppunt van?
1. De Eifeltoren is gebouwd van ijzer, terwijl in die tijd ijzer in de bouw bijna overal al was vervangen door het veel steviger staal.
2. Volgens Bill Bryson komt dit lagere niveau van de kerk omdat eeuwenlang de overleden dorpelingen werden begraven rond de kerk. Deze duizenden lijken hebben in de loop der eeuwen de grond omhoog doen komen.
3. Voor de negentiende eeuw was het verschil in kleding tussen de elite en het volk zo groot dat iedereen het onderscheid makkelijk kon zien. Met de opkomst van de katoenindustrie werd dit minder duidelijk. De heren wilden dus dat het goed te zien moest zijn wie tot het personeel behoorden. Overigens kregen bedienden toen vaak een nieuwe naam opgelegd door hun heer. Dat was voor de heer makkelijker te onthouden met de regelmatige wisselingen van personeel. Sowieso hadden bedienden nauwelijks privacy.
4. Zonder verdoving opereren was een zeer pijnlijke aangelegenheid. Een arts moest vooral snel zijn. Dit betekende dat oefening nodig was om zo snel mogelijk een niersteen of ander euvel weg te kunnen snijden. Men oefende op lijken. De vraag hier naar lijken was op een gegeven moment zo groot dat er regelmatig na een begrafenis het verse lijk gestolen werd. De familie stelde daarom soms bewaking bij het graf in of wachtte met begraven tot de overledene tot ontbinding was overgegaan. Overigens was een geslaagde operatie geen garantie om de ingreep te overleven. Een arts waste zijn handen niet en instrumenten werden dagen gebruikt zonder schoongemaakt te worden. Een infectie was snel opgelopen.
5. Deuren en ramen van woonhuizen waren vaak klein omdat de materialen hiervoor duur waren, met name een glazen raam was een kostbaar bezit. Wanneer mensen verhuisden (in de zeventiende eeuw) dan werden ramen vaak meegenomen. Emigranten naar de nieuwe wereld deden dit zelfs. De reden hiervoor is dat in Amerika ramen nog duurder en vaak onvervangbaar waren. Al het glas moest namelijk vanuit Groot-Brittannië worden geïmporteerd
6. De telefoon werd in die beginperiode vooral gebruikt om weerberichten, aandeelkoersen en andere informatie te verspreiden. De uitvinding van de ringtoon, door Thomas Watson, betekende dat gesprekken makkelijker te voeren waren. Je hoefde niet langer meer steeds de hoorn op te pakken om na te gaan of er iemand aan de aan de andere kant van de lijn te horen was. Door de ringtoon wist dat iemand je spreken wilde.
7. Het woord pyjama komt uit India. Het bereikte Engeland in de zeventiende eeuw toen er vanuit India de eerste katoen werd ingevoerd. Hiermee kwamen ook woorden als kaki, sjaal en katoen zelf mee. De katoenimport en de verwering ervan gaf een impuls aan de industrialisatie. Het handmatige verwerkingsproces ging te langzaam. Er ontstonden eind achttiende eeuw machines en fabrieken om katoen te spinnen en te weven. Dit ging ten koste van het kleinschalige thuiswerk.
8. Het instorten van de wijnproductie in Europa had niets te maken met concurrentie van wijnen buiten Europa. De boosdoener heet phylloxera, een bladluissoort afkomstig uit Amerika. Deze soort zal vaker op schepen meegereisd zijn, maar door de snellere stoomboten kon het beestje overleven en zich zo in Europa tegoed doen aan de wijnranken. In Amerika waren de druivenplanten resistent. Vandaar dat Amerikaanse planten geënt werden op Europese planten om de wijnproductie te redden, en met succes.
9. In de negentiende eeuw kwam er behang beschikbaar. Onder de Engelse elite werd dit bijzonder populair. Ook slaapkamers werden behangen. In de meeste soorten behang zaten echter gifstoffen. Tachtig procent van het Engelse behang bevatte bijvoorbeeld arsenicum. Mensen werden er ziek van en genazen niet door in bed te blijven liggen. Buitenlucht was gezonder.
10. Het meest modieuze aan een folly was onder de zeer rijken om er een echte kluizenaar in te herbergen. Deze moest er wel permanent blijven wonen en zwijgen. In Painshill, Surrey tekende een kluizenaar een contract om zeven jaar in eenzaamheid in een folly te wonen. Hij werd echter na drie weken ontslagen omdat hij gesignaleerd werd in de plaatselijke pub.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten