‘Huil maar,
ik wens je uitstel toe’ Is het derde boek van Joubert Pignon dat ik in korte
tijd lees. Het is het tweede deel van wat door de auteur een trilogie wordt
genoemd. Verwacht geen lange verhaallijnen, familiegeschiedenissen of
maatschappelijk relevante bespiegelingen. Pignon houdt van kort. Zijn stukjes
zijn humoristisch, bizar of soms ronduit flauw, maar zeker origineel.
In het
verhaal ‘De Bukowski’s’ wordt hij opgebeld door de Nederlandse Bukowski. De man
vertelt een internationaal Bukowski congres te willen organiseren. Aldus
geschied. Hij bezoekt het congres en ontvangt consumptiebonnen. De Bukowski van
het jaar wordt gekozen: de twee Zweedse Bukowski’s eindigde op een gedeelde
eerste plaats. Er is geen bier te verkrijgen. “Naast me staat een vrouwelijke
Bukowski van een jaar of veertig. Ze mompelt een vloek in haar eigen taal en
slaat teleurgesteld haar bekertje thee in één teug achterover.”
Na het
lezen van een dergelijk verhaal vraag je je af wat je gelezen hebt. Waar slaat
dit op? Grappig is het zeker. De bundel staat vol met dergelijke verhalen,
bijvoorbeeld een verhaal over vier
mensen die naar het strand fietsen, daar hun dwergenpakken aantrekken en gaan
zwemmen; of een verhaal over een man die ongewild meerdere keren per dag een
erectie krijgt van een ander. Het is niet zijn erectie, maar iemand anders ligt
dan met zijn erectie ergens de liefde te bedrijven.
Maar Pignon
blijft ook dichter bij huis. Hij schrijft over zijn vriendin, het atelier waar
hij vertoeft en de dierenwinkel waar hij werkt. Alles fictief natuurlijk, maar
wel uit zijn leven gegrepen. Na zelfgekozen ontslag uit de dierenwinkel wordt
hij enige tijd later gebeld door zijn ex-baas die hem uitnodigt voor een
personeelsuitje. Wanneer zijn baas zegt dat er gratis drank is besluit hij te
gaan. De personeelsleden verzamelen zich bij een survivalpark. De anderen
hebben trainingspakken aan en bestormen het park. De vrouw van de voormalige
baas zit op de koelbox met drank. Er blijkt weinig bier in te zitten. De baas
zegt dat het slecht gaat met de dierenwinkel. Iedereen wordt ontslagen en
krijgt een nulurencontract, ook de verteller van het verhaal.
Mooi is het
verhaal ‘Interview met een kinderlokker’. Vroeger had je overal kinderlokkers.
“Ik mis de gezelligheid van de kinderlokker, die kindervriend die altijd wel iets
lekkers in zijn diepe zakken had.” Hij vraagt zich af waarom ze uit het
straatbeeld zijn verdwenen. Hij is schrijver en in die rol komt hij in contact
met een kinderlokker om hem te interviewen. Hij krijgt een glaasje limonade,
gaat zitten in een stoel, maar schrikt op van het geluid van een scheetkussen.
De kinderlokker moet lachen. Maar de tijden zijn veranderd. Vroeger was een
snoepje genoeg om een kind mee te lokken. “Maar toen de kinderen ontdekten dat
ze ver onder hun marktwaarde mee naar huis gingen, was het hek van de
dam.” Het werd hem te duur. Hij ontvangt
nog graag bezoek, maar geen bezoek dat zijn ramen ingooit. De schrijver mag wel
even met zijn trein spelen.
‘Huil maar,
ik wens je uitstel toe’ is afwisselend in zijn gektes. In veel verhalen word je
verrast. Ik las het boek in één dag uit. Dat is niet verstandig. Je wordt er
dan een beetje slap van en het verrassingseffect slijt. Beter is het om deze
bundel gedoseerd tot je te nemen. Elke dag een paar verhalen om de dag goed te
beginnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten