‘Un homme
qui dort’ is een korte roman, die Perec schreef in 1967. Het boek werd eerder
vertaald onder de titel ‘Een slaper’. Deze vertaling uit 1998 is van Rokus
Hofstede. Zoals al het werk van Perec is ook dit boek bijzonder. De eerste
regel luidt: “Zodra je je ogen sluit begint het avontuur van de slaap.” Het
verhaal dat hij vervolgens vertelt gaat over een jongeman die zich volledig
probeert te onttrekken aan het aardse leven. Zijn bewustzijn zet hij op een slaapstand.
De jongeman woont in Parijs. Hij studeert maar besluit op een dag daarmee te stoppen. Hij stopt vervolgens met alles. Zijn vrienden laat hij niet binnen in zijn kamer. Hij reageert niet op hun brieven. Al snel leeft hij geheel op zichzelf. Maar hij weet niet goed hoe te leven. Perec hanteert consequent de tweede persoon enkelvoud. In combinatie met het onderwerp – een man die tot stilstand komt – geeft dit een hallucinerend effect.
“Je hebt
nauwelijks geleefd en toch is alles al gezegd, alles al voorbij. Je bent nog
maar vijfentwintig maar je route is volledig uitgestippeld. De rollen en de
etiketten liggen klaar: van de piespot van je vroegste kinderjaren tot de
rolstoel van je oude dag staan de zetels allemaal gereed en wachten op hun
beurt.”
De man ligt op zijn kamer en
bestudeert deze minutieus. Hij wandelt eindeloos door Parijs en ontwikkelt vaste
patronen. Zo leest hij iedere dag in een café ‘Le Monde’. Alle rubrieken
bestudeert hij. Perec somt ze achter elkaar op, een pagina lang. De man leest,
maar niets blijft er hangen. Hij wil alles direct vergeten. Het raakt hem op
geen enkele manier. “Le Monde lezen betekent hooguit dat je één of twee uur
verliest, of wint, en dat je voor de zoveelste keer monstert hoezeer alles je
koud laat. Alle rangordes, alle voorkeuren moeten tenietgaan… Het enige wat
voor jou telt is dat de tijd verstrijkt en dat niets je raakt; je ogen lezen de
regels, bedachtzaam, de ene na de andere.”
De man gaat terug naar zijn dorp,
woont in het huis van zijn ouders, waarvan Perec geen enkele omschrijving
geeft. Na enige tijd keert hij terug naar Parijs. De jongeman, met zijn
droomwereld, is het enige personages in het boek. Parijs doorkruist hij iedere
dag. Hij kent de stad door en door. Hij noemt Parijs een massagrafstad.
Perec schetst hiermee een prachtig
beeld van verveling, berusting en verstilling. De man is niet ongelukkig. “Er
valt je een volkomen rust te beurt, je wordt op elk moment gespaard, beschermd.
Je leeft in een gelukzalig terzijde, in een veelbelovend vacuüm waarvan je
niets verwacht. Je bent onzichtbaar, doorschijnend, transparant.” De ander is
slechts decor of wordt ontmaskerd als monster. “Nu leef je onder het
schrikbewind van de stilte.”
Niet
iedereen zal het proza van Georges Perec kunnen waarderen. Hij biedt geen
boeiende verhaallijnen of een serie interessante karakters. Hij beschrijft heel
intens de wereld van de jongeman die langzaam verdwijnt in de stilte. De manier
waarop hij dit doet en de taal die hij hiervoor gebruikt zijn schitterend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten