‘De
wafelfabriek’ kwam vorig jaar uit en staat nu op de longlist van de Bookspot
Literatuurprijs. Een goeie reden om deze tweede roman van Roman Helinski te
lezen. Hij vertelt het verhaal van de vrouwen uit de wafelfabriek die onder
leiding van een mysterieuze man in opstand komen tegen de directeur.
In het
begin van de roman schetst Helinski het werk in de fabriek zoals het altijd
geweest is: het starten van de oven, het draaien van de lopende band, de vaste
werktijden en de pauzes in de kantine, waar de koffie altijd smerig is. De
werknemers, voornamelijk vrouwen, werken er al jaren. Nieuwelingen houden het
meestal niet lang vol. Zij lopen na een paar uur of in ieder geval voor hun
derde werkdag weg. “Die derde dag is een breekpunt: wie dan komt opdagen, maakt
grote kans een tijdje te blijven.”
Het werk is
dus niet voor iedereen weggelegd. Je moet uit het goede hout gesneden zijn. In
zekere zin zijn de vrouwen trots op hun werk. Zij vormen één familie en wonen
ook in dezelfde wijk aan de rand van de stad: een woonerf. Op hun scooters
arriveren zij om half zeven bij de fabriek. De directeur komt tegen tien uur
aanrijden in zijn mooie auto.
Niets wijst
erop dat zij erg ontevreden zijn of bereid zijn in opstand te komen tegen hun
directeur. Maar de status quo wordt doorbroken door de komst van een
buitenstaander, Arka Narovski. Waar hij vandaan komt of waar hij woont dat weet
niemand. Hij zegt in het leger gediend te hebben en te hebben gevochten in
Afghanistan. Wanneer hij hierover vertelt luisteren de vrouwen ademloos.
Arka is
indrukwekkend. Hij is bijna twee meter lang en zelfverzekerd. Hij helpt een
medewerkster die een ongeval krijgt, door haar vingers uit de machine te halen.
Hij is een held en krijgt al snel alles voor elkaar. Hij gaat om met de
directeur als zijn gelijke. Al snel weet
hij bij de vrouwen opstandigheid aan te wakkeren. Zij beschouwen hem als hun
leider, maar bij het zien van de directeur slaat onmiddellijk de twijfel toe.
“Verongelijkt zijn en willen staken is één. Maar de directeur onder ogen komen
is toch wat anders. Het opnemen tegen de macht vereist meer van mensen dan
baldadigheid. Het vergt moed en vasthoudendheid.”
De kern van
het boek draait om het machtsspel dat Arka met de directeur en de medewerkers
speelt. De indrukwekkende Arka blijkt ook gemene trekken te hebben. Hij zet de
strijd voort en eist van de vrouwen een offer. Je weet niet wat er achter zijn
streven zit. Heeft hij het beste met de vrouwen voor? Welk belang jaagt hij na?
De spanning in dit verhaal weet Helinski prachtig op te bouwen. Zijn proza is
zakelijk en emotieloos. In de beschrijving velt hij geen oordeel over Arka of
de directeur. Hij laat een proces zien, waarbij de deelnemers zichzelf niet
meer in de hand lijken te hebben.
Arka leidt
hen. Hij laat de mensen af en toe aan hun lot over, om vervolgens als held
terug te keren. Het verhaal leest als een sprookje. Helinski noemt geen tijden
of plaatsen, maar beschrijft wel de voorwaarden waaronder een groep zich laat
leiden door een Arka: het offer brengen, het niet toelaten van twijfel en de
hoop – boven de onzekerheid - die aan de einder gloort. Onder groepsdruk kunnen
mensen tot rare dingen in staat zijn.
Inhoudelijk
zal ik niets vertellen over het verloop van het verhaal en over de diverse
personages. Het proces is uitstekend omschreven. Ik vond de vrouwen soms wat te
meegaand en de directeur een beetje slap. De werkelijkheid is denk ik
complexer, maar als ‘sprookje’ moet het verhaal ook niet teveel uitweidingen
bevatten. Het strakke in de vertelling vormt juist de kracht. Tot slot vond ik
Helinski’s beschrijving van wafelfabriek erg indrukwekkend. Ik zag de fabriek
echt voor mij, als een personage. De oven is het hart, de lopende banden de
ledematen, de directeurskamer het brein. De machines worden roofdieren genoemd.
Er valt niet mee te spotten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten